1503-09-11 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl I dossier tussen 203 en 232
Jaartallenindex
Aelken Willemsdochter contra Adriaen de Smit, Aechte weduwe van Jan Adriaensz en Joost Jansz, erfgenamen van Adriaen Jansz, Hendrick Hendriksz Knobbout, en de prior van het Augustynenklooster te Dordrecht. Eiseres meende recht te hebben op de erfenis van haar tante Jutte Hermans die ± 1465 was overleden. Haar oom, later gehuwd met zekere Lyne Hermans had de boedel onverdeeld onder zich gehouden. Lyne hertrouwde later met Hughe Hille. Na haar dood [van Lyne] waren eiseres en haar zuster uit het buitenland teruggekeerd en daagden Hughe Hille voor het gerecht van Gorcum om hun erfdeel op te eisen. Het gerecht wees hun eis af doch het Hof van Holland en later de Grote Raad (sententie 1503-04-11) stelden haar in het gelijk. Na de dood van haar zuster eiste Aelke executie van de sententie. Zij kwam toen tot de conclusie dat een rente van 20 schilden gedurende 24 jaren ten onrechte aan de Augustynen te Dordrecht was betaald, terwijl weduwe en erven van Jan Adriaensz twee morgen land, 4 schilden sjaars opbrengend, in bezit hadden. Zij daagde verweerders voor de Grote Raad. verweerders wezen erop dat eiseres en haar zuster als bastaarden geen recht hadden te erven. Verder zou Jutte hen om die reden al bij haar leven 25 schilden geschonken hebben. Tevens beriepen zij zich op verjaring, waartegenover eisers stelde dat zij geen justus titulus hadden. Bovendien achtten verweerdres zich niet gebonden door uitspraken in processen tussen anderen gedaan