1505-01-02 |
R.A.H. Coll Aanw 111 Caput N.H. fol 237v-241
Jaartallenindex
Jan van Swieten, schout van Leyden, oorkondt dat hij verkocht heeft aan Thyman Dirksz, van Amsterdam, een rente van 12 £ gr Vls sjaars, te betalen alle jaren op 24 Dec. binnen de stad Amstelredam ofte in den Hage naar Thyman's believen, 1e termyn te betalen 1505-12-24 e.k. Onderpand: een hofstede van 5½ morgen land, liggende in Opmeer en bruyct nu ter tijt Ridewaert Hendricsz om 26 R gld sjaars, belend aan de een zyde: Reylof oepgensz, an d'ander zyde: Dirck Aelbrantsz. Ende een vierendeel lants gelegen achter die kerk, an die een zyde: dat Godshuys, an die ander zyde: Jan Henricsz erven, ende bruyct nu ter tyt Pieter Meyer Janszoons erven om 15 Beyers gld sjaars. Welke landen mede gelegen zijn in Opmeer. Bovendien verzekert Jan van Swieten deze rente op zijn heerlijkheid Opmeer met consent en octrooi van de leenheer en bovendien op de ambachtsheerlijkheid van Liere. Ende voort op die goeden in Segwaart gemeen met mijn susteren. Borgen voor hem Willem van Coulster en Cornelis Heerman. Kosten van inning bij nalatigheid te verhalen aan het huis daar Jan van Swieten zelf in woont en op het huis daar bezijden, daar Willem van Coulster nu in woont, staande op Rapenburch, en op Cornelis Harmans huijs, staende an St Pieters kerkhof. Jan van Swieten belooft zijn borgen, zijn swager Willem van Coulster, en zijn neef Cornelis Heerman kost- en schadeloos te houden van hun borgtocht. De rente van 12£ zal hij mogen lossen met 1200 R gld. Daar Willem van Coulster geen zegel gebruikt, verzoekt hij de eerbare Hugo Hugensz van Swieten voor hem te zegelen (vgl 1505-01-29)