1494-07-24 |
R.A.H. Coll Aanw 110 Caput N.H. fol 40v, 41
Jaartallenindex
Max. en Philips belenen onse welgeminde here Cornelis Cruesingh, ridder, na dode van zijn vader mr Jacob Cruesingh, in leven meester van onser reeckeninge in Holland: 1) 16 morgen land in Tedingerbrouck in den ambacht van Zoeterwoude, 2) 10 morgen in den ambacht van Voorburch, tot een onversterfelijk erfleen, 3) alle alsulck deel als mr Jacob Cruesingh hadde of hebben mochte aen ende in twee gorssen, dat ene genoemt Jan Hughenz hille ende dat ander sgraven gors, nu ter tyd bedijckt en genaemt Vrybergen, met heerlyckheden, ambachtsrecht en ambachtsgevolgmet allen den renten, tienden, profyten, manschappen, gelegen in onsen lande van der Tholen in Zeelandt, alsoo vrij en gelyck die heerscippen in t land van Vosmer van ons houden tot een onversterfelijk erfleen. Heer Cornelis zal aan onsen rentmeesters van der Tholen tot een erfelijken pacht, eeuwelyk durende, moeten uitreiken jaarlijks zijn deel van 15 schell groten heeren gelts, daervan 4 Engels nobelen ene pond groot of maken als dubbelden pacht, naer advenant van de voors. twee heele gorssen. Eodem die maakt heer Cornelis Cruesingh, ridder, tot douairie en lijftocht van zijn vrouw vrouwe Hillegont van Woude, 25£ gr Vls sjaars uit de voors. lenen, op condite zoals bepaald in hun huwelijksvoorwaarden, in allen schijn alsof die in deze akte geinsereerd zouden zijn