1477-07-21 |
R.A.H. Coll Aanw 106 Caput Z.H. fol 7
Jaartallenindex
hertogin Marie oorkondt dat Joost van Muylwijck Gerritsz den stadhouder en mannen van leen te kennen gegeven heeft hoe dat Jacob die Vriese, die onlancx gestoven is, in leen te houden plach een hofstede met 12 morgen lants gelegen tot Alblas, belend oost: het erve toebehorende Yeve Jannes wijf was, west: jonge Jan Hallinxz ende Hughe Boy [Boeij], onder voorwaarde dat dit leen na Jacobs dood zou komen op Glorie Clabbertsdochter Borgarts die Grooten weedwy en op haar nakomelingen. Welcke Glorie dieselve Joost rechte leenvolger is zoals hij segt, weshalve hij belening verzoekt. Hij wordt hiermede vervolgens beleend tot een onversterfelijk erfleen (vgl 1480-08-08)
mannen: mr Henrick van der Mije, Gysbrecht van der Mije