1622-02-22
R.A.H. O.R.A. 2100 fol 100, 133v
Transportregister Egmond
baljuw en schout en schepenen van Egmond Binnen oorkonden dat de E. Jan Jansz Rinnegum, poorter tot Alckmaer, transporteert aan Aris Jansz (1622-12-20, 1623-01-16, 1623-02-13), brouwer van de twee bylen met de Croon, burger derselver stede, ½ van een wintpapiermolen, waarvan de andere helft aan Jacob Symonsz toebehoort, met ½ van de huyzinge, met de helft van de pars, vervuketel (?) ende knijp. Ende ½ van t lant daer de molen en huysinge op staan in de ban van Egmond. Het land zal door de koper, door Jacob Sijmonsz en de eygenaars van de andere molen gemeenschappelijk gebruikt worden en is in erfpacht uitgegeven door de burgemeesters van Egmond, genaempt "het einde van de Breedijck", onder de navolgende condities etc. Ende noch ⅓ part van 15 roeden lant aan de oostzijde van het voors. lant verheelt, mits medehelpende onderhouden de sloten ter wedersyden. Des sal Pieter van Egmond van Meresteyn de caye op zijn lant onderhouden. De molen, huysinge en land zijn belend noord: de Vaert, west: de erfgenamen van Roelant van Harlaer [op 4 oktober: de kinderen van Roelant], oost: Pieter van Egmond van Meresteyn, zuid: Aris Jansz, brouwer, voorn [op 4 oktober: de dyk]. De koper erkent aan de verkoper schuldig te zijn 2400 Kar gld onder verband van dit perceel. Op 1622-10-04 transporteren de crediteuren van Symon Sybrantsz, die op 1620-11-03 had verkocht aan Jacob Symonsz, buerman te Castricum, de andere helft van deze molen aan Jacob voorn. (zie ook fol 136, 137, 139, 141, 143)
Jacob van der Nieustadt, bailliu en schout