14 resultaten

Tromper | 1537-1543

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 428
Achternamenindex

Dirk Govertsz Tromper en zijn vrouw Jacopmyne Pietersdochter verkochten aan de Augustynen te Dordrecht twee huizen, voor een lijfrente van 2 £ Vls per jaar. Het klooster betaalde de rente tot mei 1537. Dirc Govertsz was toen al overleden en zijn vrouw kwam om toen de klok van de Grote Kerk te Delft bij de brand omlaag kwam, ook de rentebrief raakte toen verloren. Hun zoon Frans Dirksz de Tromper werd te Rugge bij den Briel in het klooster opgevoed, en zijn vrouw eist nu namens hem uitbetaling van de rente aan hem. Het klooster beweerde dat de lijfrente slechts op 2 lijven was gesteld, terwijl eisers zeiden dat ze op drie was gesteld. De wet te Dordrecht wees de eis af. Eisers gingen in beroep bij het Hof van Holland

Slacht | 1551-04-17

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 497
Achternamenindex

Pieter Pietersz Slacht, te Amsterdam verklaart aan een deurwaarder van het Hof van Holland, dat hij in beroep gaat bij de Grote Raad; 1550-03-08: procuratie op hem van Margriete Jacobsdochter, weduwe, en Evert Jansz, voogd van Maryken Jacobsdochter (vgl 1548-09-17); 1546-1554: Pieter Pietersz Slacht mede namens zijn moeder Margriete Jacobsdochter en Maryke Jacobsdochter contra St Ursulaklooster te Purmerend: Catharina Symonsdochter de jonge (stierf 1546) en Catharina Simonsdochter de oude (stierf 1539) samen in 1496 in het St Ursulaklooster getreden waren en daaraan hadden vermaakt een deel van hun huis en een deel van de "de Kuijleven" aldaar en nog een stuk land "de Ommeloop"; na hun dood weigerden hun erfgenamen Margriete en Marytge Jacobsdochters het testament te erkennen; zij werden door het Hof en de Grote Raad in het ongelijk gesteld; de erfgenamen wilden toen de percelen kopen: 1553-02-21 gaf het Hof een taxatie, maar die vonden de erfgenamen toe hoog en gingen weer in beroep bij de Grote Raad

Ballemaker | 1518-1519

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland
Achternamenindex

Jacob Cornelisz Ballemaker, buurman in den Hage, kreeg van baljuw, schout en schepenen aldaar opdracht zekere affairen van den Haag betreffende de lakennering te achtervolgen; hij schoot geld voor dat wel in de rekening van 1518 geboekt werd, doch niet uitbetaald; van het vonnis tot betaling van het Hof gingen zij in appèl bij de Grote Raad (dl III dossier 286); 1534-1535: samen met Adriaen de Milde, ook wonend in den Haag, had hij obligaties voor 460£ gr Vls en 492£ gr Vls ondertekend (IV dossier 385); 1526-1529: (IV dossier 358) om de vroedschap en rijkdom van den Hage aan geld te helpen had hij tal van transacties in lakens voor hen uitgevoerd (1600 R gld en 300 Phil gld), totaal 2759£ 12sc 6d. De vroedschap probeerde aan betaling te ontkomen, vandaar dat hij individueel bij hen moest gaan invorderen; 1526-03-09: hij passeert c.s. in den Haag een obligatie van 615£ gr Vls tbv Augustyn Turck c.s; 1528-06-10: hij passeert c.s. in den Haag een obligatie van 716£ 7sc tbv Ambrosius en Hans Hoochsetters

Tengh | 1545-1555

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 459
Achternamenindex

1540-08-02: Jan Tengh c.s. verzocht de gravers die aarde uit dit land weghaalden dit te doen uit het midden en niet langs de oever van de Merwede, doch zij weigerden; 1545-1555: Aernt van Cuyl Henricsz, Jan Claesz Tengh [ Teding ?] en Heynrick Gerritsz van Schoonhoven, mede [!] als voogden van de dochter van Osten Jansz, en Frans Kaerle, contra burgemeesters, regeerders en thesauriers van Gorinchem. Eisers pachtten op 1545-02-03 ¼ deel van een weiland genaamd "Ostiensweerd" van Gorinchem voor de tijd van 8 jaar, gelegen langs de Merwede tegenover Woudrichem, ¾ deel hadden ze in eigendom [eisers ?]. Toen eisers over 1546, 1547 en 1548 geen pacht betaalden, daagden de thesauriers hen voor schepenen van Gorinchem. Eisers voerden aan dat Gorinchem hen door het afgraven van hun land in hun bezit hadden gestoord. Processen voor het Hof van Holland. Op 1548-12-20 eisten zij vernietiging van de executie. In de loop van het proces verwierven eisers .. mandement, waarbij aan verweerders bevolen werd het kanaal, dat zij door hun land gegraven hadden te dempen en de schade te vergoeden. Een tweede proces voor het Hof. Eisers vroegen schadevergoeding voor verlies van aanwas en wegspoeling van hun land. Gorinchem verweerde zich met dat er in het belang van de stad gehandeld was. De Merwede stroomde vroeger nl langs de stad, maar nu had hij zijn loop verlegd. Hierdoor kon er geen tolgeld meer worden geind en ging de handel achteruit. Op 1544-07-03 verkregen ze octrooi om een kanaal te graven door een stuk land van de keizer, naast Ostiensweerdt gelegen. Verder hadden zij een kanaal tussen de Keysers weerd en een stuk land van de gravin van Hornes gedempt. Hiertoe hadden ze aarde gestoken uit het land van de eisers, maar zij hadden slechts de langs het water uitstekende stukken, die anders toch weggespoeld zouden zijn, gebruikt. Bij elkaar was het meer dan een hont, waarvan ¼ eigendom was van de stad. Ze boden daarom aan de waarde van ¾ hont te betalen. Ze ontkende dat zij gegraven hadden door eisers land en dat eisers vroeger meer aanwas hadden. De eis van de stad om de pacht te innen bij Job de Molenare, pachter van eisers, werd door het Hof 1549-05-12 niet ingewilligd. Het Hof verklaarde de executie nietig en veroordeelde Gorinchem tot de proceskosten. In het tweede proces stelde het Hof schadevergoeding aan eisers op 20 Kar gld. Eisers gingen vóór 1554-03-04 hiervan in appel bij de Grote Raad. Intussen gelaste het Hof op 1555-07-02 aan eisers de pacht te betalen