14 resultaten
Zuilen, van | 1461-02-18
Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 101v
Achternamenindex
leen van de abdij St Paulus te Utrecht: de abt beleent Dirc van Zulen, na dode van zijn vader Dirc van Zulen met: 1) de leenweer van 43 morgen gelegen tot Harmelen mitten huse tot Hermelen, strekkende van der Hoegen Nese tot aan de Nieuwe Rijn, belend boven: de Witte Vrouwen te Utrecht en heer Dircks erfgenamen van Zulen met 6 morgen, beneden: de dijk van de Donckerstraet, 2) de helft van 4 morgen land gelegen op Oudelant bij Hermelen, geheten die oude hofstede, onderdeeld met heer Dirc van Zulen, boven: de abdij, beneden: die Scaepsweyd, 3) de helft van 7 morgen aldaar, geheten de Hoghenesse, onderdeeld met heer Dirc van Zulen, ridder, belend zuid: de abdij, noord: Willam Duercant; "nu per mortem Steven van Zulen heren Dirksz"
mannen: Erst van Drakenburch, Johan van den Anxter
Colentijn/Colentier | 1410~
Leenregister Culemborg fol 2v, 34v, 38, 56, 57v, 91v
Achternamenindex
leenregister Culemborg: - Henric van Mauderick 7 morgen te Mauderic in Pelmaet en 1 morgen in den Winckel; - 4 aude weijden, gelegen bij de woonplaats van Hubert Colentijn; - Hubert Colentier 6 morgen in Mersenrebroec in 13 morgen die hij houdt van de heer van Zulen; - Ghysbert Colentijer 6 morgen in Mersenrebroec, te rechter leenweer; - Jan Colentier 6 morgen in het nedereinde van Mersenrebroec, die Jacop Hellinc te gebruiken placht, belend boven: die vrouwe van Zulen, beneden: jvr Torn, vrouw van Loef van der Haer; - Hubert van Mauderic 4 aude weyden [tot Mauderic] also als die gheleghen sijn daer bi daer Hubert Colentijn te wonen plach; 1422-09-13: - mr Johan Colentier 6 morgen in het nedereinde van Mersenrebroec, die Jacob Hellinc gebruikte, belend boven: de vrouwe van Zulen, beneden: jvr Torn, vrouw van Loef van der Haer
Jutfaes, van | 1422-06-23
Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 69, 69v, 81v, 82v
Achternamenindex
leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Gheryt van Damassche oorkondt dat hij Jacob van Jutfaes Florensz beleend heeft binnen jaar en dag na dode van zijn vader Florens van Jutfaes, met 36 £ uit de tiende van Eemnesse; uit een vidimus van 1439-06-05: van 3 brieven dd 1322-08-12, 1377-03-08, 1422-06-23; vervolgens verleent abt Willem van Huekelem op verzoek van Jacob van Jutfaes Florensz, dat die rechte nahant en die rechte leenweer van de 36£ uit de tienden van Eemnes, na Jacobs dood te komen op zijn zoon Loeff, die hij heeft bij zijn vrouw jvr Meynten Herboertsdochter van Pallaes, behoudens haar lijftocht; 1454-06-30: beleend Loef van Jutfaes, na opdracht door Jacob van Jutfaes Florensz, met lijftocht voor zijn ouders Jacob en Mente; 1452-10-14: abt Jacob van Poelgeest beleent Jacob van Juytfaes met de ledige hand, met het leen waarmee hij 1422-06-23 beleend was (vgl 1439-06-05)
mannen: Tyman die Lange, Vrederic van den Voerde; 1452: Souw van Rijn, Govert die Coninck; 1454: Goeswijn van Scadewyck, Geryt Scade
Rijn, van | 1452-07-03
Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 86, 86v, fol 90v, 91
Achternamenindex
leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Jacob van Poelgeest oorkondt dat Zoude van den Rijn en zijn vrouw jvr Ave hem opdroegen de leenweer van een hoeve land aan de Oude Rijn in Langeraec in het kerspel van Vlueten, belend boven: Jacob Maesz, beneden: Aernt Gerytsz wijf was van der Mije, met haar kinderen, dat Tyman de Lange toebehoorde, en na zijn dood aan zijn zuster jvr Ave gekomen is; hun neef Otte van Slingelant wordt vervolgens beleend, behalve de lijftocht van Zoude van Rijn en zijn vrouw Ave aan dit goed; 1452-07-10: Otte Slingelant draagt dit leen op, en vervolgens wordt Geryt van Rijn Soudenz met deze hoeve beleend, Geryts ouders behouden hun lijftocht; 1462-04-14: Zoude van Rijn en zijn vrouw Ave droegen dit op tbv Geryt van Rijn Zoudenz, belend boven: Geryt Ricoutsz, Dirc Maesz erfgenamen, beneden: Jacob van der Horst, en voortyts Tymon de Lange plach toe te behoren en aan jvr Ave van haar broer Tyman aanbestorven was; "nu Heinrick van Duven per resignationem"; 1464: jvr Ave, weduwe van Zoude van Rijn draagt dit goed over aan hun zoon Geryt van den Rijn, die het tot lijftocht voor zijn vrouw Janna Jansdochter van Nijenrode maakt (fol 91)
mannen: Goeswijn van Scadijc, Henric Zael; 1462: Eerst van Drakenborch, Geryt Zoudenbalch, Goesen van Voerde, Volken van Baern, Jan van der Anster, Evert van Scadie; 1464: Goossen van den Voorde, Jan van der Anxster