13 resultaten

Colterman | 1601-05-18

Besondere Privileges van Westzaan 1661 p 160-165
Achternamenindex

schepenen en regeerders van Akersloot, Limmen, Castricum, Heyloo, Utgeest, Eemskerck, Wormer, Gisp, Westzaanden, Crommenie, Oostzaanden en Aelsmeer, alle dorpen van Kennemerland, klagen bij de Staten over het optreden van David Colterman, baljuw, in zake het handhaven van de zondags- en biddagsrust. Zijn dienaren persen de inwoners geld af met bekeuringen. Tal van feiten worden gememoreerd. De Staten beslissen dat er op zon- en biddagen niet gewerkt mag worden, geen bezwaar bestaat er tegen huishoudelijk werk. Voor noodzakelijk werk moet de schout consent geven voor bjv drogen, het malen van meel in de molens en het arbeiden in de oogst en in het hop

Mudt | 1598-04-13

R.A.H. O.R.A. 1063 fol 153 no 133 !/Transportregister Bloemendaal
Achternamenindex

schout en schepenen in Overveen oorkonden dat burgemeesters en regeerders der stad Haarlem in eeuwige erfpacht gegeven aan Reijer Ysbrandsz, buerman in de ban van Aelbertsberge, een stuk land groot 2 morgen 150 roeden in de ban van Aelbertsberg, benoorden Huessensvaert, belend oost: de Delft, west: Arijs Jacobsz, zuid: de stad Haerlem met Jan Pieter Arijsz, noord: Reijer Ysbrandsz en Willem Jacobsz, voor de som van 40 Kar gld per jaar; onderpand: een hout lants [bedoeld: een hont lands ?] in Aelbertsberge, belend oost: Willem Jacobsz, zuid: het voors. erfpachtland, west: Pieter Mudt, noord: Arys Jacobsz. Op 1644-11-04: lost Pieter Gysbertsz deze erfpachtbrief aan de stad af

Pieter Mudt: 1599 Caartboek Bloemendaal fol 7; 1604-06-13, 1606-04-11, 1612-06-09

Tengh | 1545-1555

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 459
Achternamenindex

1540-08-02: Jan Tengh c.s. verzocht de gravers die aarde uit dit land weghaalden dit te doen uit het midden en niet langs de oever van de Merwede, doch zij weigerden; 1545-1555: Aernt van Cuyl Henricsz, Jan Claesz Tengh [ Teding ?] en Heynrick Gerritsz van Schoonhoven, mede [!] als voogden van de dochter van Osten Jansz, en Frans Kaerle, contra burgemeesters, regeerders en thesauriers van Gorinchem. Eisers pachtten op 1545-02-03 ¼ deel van een weiland genaamd "Ostiensweerd" van Gorinchem voor de tijd van 8 jaar, gelegen langs de Merwede tegenover Woudrichem, ¾ deel hadden ze in eigendom [eisers ?]. Toen eisers over 1546, 1547 en 1548 geen pacht betaalden, daagden de thesauriers hen voor schepenen van Gorinchem. Eisers voerden aan dat Gorinchem hen door het afgraven van hun land in hun bezit hadden gestoord. Processen voor het Hof van Holland. Op 1548-12-20 eisten zij vernietiging van de executie. In de loop van het proces verwierven eisers .. mandement, waarbij aan verweerders bevolen werd het kanaal, dat zij door hun land gegraven hadden te dempen en de schade te vergoeden. Een tweede proces voor het Hof. Eisers vroegen schadevergoeding voor verlies van aanwas en wegspoeling van hun land. Gorinchem verweerde zich met dat er in het belang van de stad gehandeld was. De Merwede stroomde vroeger nl langs de stad, maar nu had hij zijn loop verlegd. Hierdoor kon er geen tolgeld meer worden geind en ging de handel achteruit. Op 1544-07-03 verkregen ze octrooi om een kanaal te graven door een stuk land van de keizer, naast Ostiensweerdt gelegen. Verder hadden zij een kanaal tussen de Keysers weerd en een stuk land van de gravin van Hornes gedempt. Hiertoe hadden ze aarde gestoken uit het land van de eisers, maar zij hadden slechts de langs het water uitstekende stukken, die anders toch weggespoeld zouden zijn, gebruikt. Bij elkaar was het meer dan een hont, waarvan ¼ eigendom was van de stad. Ze boden daarom aan de waarde van ¾ hont te betalen. Ze ontkende dat zij gegraven hadden door eisers land en dat eisers vroeger meer aanwas hadden. De eis van de stad om de pacht te innen bij Job de Molenare, pachter van eisers, werd door het Hof 1549-05-12 niet ingewilligd. Het Hof verklaarde de executie nietig en veroordeelde Gorinchem tot de proceskosten. In het tweede proces stelde het Hof schadevergoeding aan eisers op 20 Kar gld. Eisers gingen vóór 1554-03-04 hiervan in appel bij de Grote Raad. Intussen gelaste het Hof op 1555-07-02 aan eisers de pacht te betalen