16 resultaten

Ackoy, van | 1536-06-18

Leenregister Ackoy fol 12v
Achternamenindex

de heer van Ackoy beleent, na opdracht door Johan van Aelst, Ghysbert Vallic [Valck] met 8 morgen geheten de Donckershoeve in de heerlijkheid van Ackoy, strekkende van den Thiendwech tot den Alterwech toe, belend boven Karsten [?] Ottesz en Jan Stessen. Ende noch 3½ morgen land genoempt die dertien morgen, streckende van den tiendwech totten afterwech toe, belend boven: Storm c.s, beneden: Claes Walich. Vervolgens wordt Ghysbert Vallics, onse drossaert tot Ackoy, ermede beleend (vgl 1517-01-31 en 1555-05-07)

mannen: …. Storm, Govert Storm, Aert Dircsz

Gellicum, van | 1461-10-01 - 1462-09-30

Rek Rentmeester land van Arkel no 2181 fol 7
Achternamenindex

rekening rentmeester land van Arkel: landhuur in het land van Gorinchem: van de Grote en de Cleijne Twijschilden die Huge Muijl en Herman Stevensz voor 10 jaar in pacht hebben, groot 33 morgen, het eerste jaar (1460/59) 38 st per morgen, daarna 41 st, met voorwaarden: "of in die Twijscilden binnen den tijde huers pachte van die van Gellichem wonende in den lande van Gelre, ende die hem rechts vermeten totten vors Cleijnen Twijscilt, dat hem die scade die waerachtelic aengebracht ende gebleken zijnde, verstoirt ende gecorte zoude wesen van hoeren voirs pachte"

Ackoy, van | 1555-05-07

Leenregister Ackoy fol 34v
Achternamenindex

de prins van Oranje als heer van Ackoy beleent jvr Mary Gysbert Valcksdochter met: 1) 8 morgen te Ackoy, genaamd die Donckershoeve, strekkende van de Thientwech tot de Achterweg toe, belend boven: Corsten Ottens erven, beneden: Aertsen Jan Stees weduwe; 2) 3½ morgen in de voors. heerlijkheid, genoemd die 13 morgen, streckende van den thiendwech totten achterweg toe, blend boven Jacob Aertsz cs, beneden: Frans Petersz. Haar aangekomen bij dode van haar vader Ghysbert Valck, drost van Leerdam en Ackoy. Haar man Cornelis van Beveren Petersz doet hulde. Op 1577-04-15 doet Cornelis van Beveren den eed als leenman (vgl 1536-06-18)

mannen: die Feijter, Ghysbert van Royen

molenaer | 1413-02-02

Carth te Raamsdonk Cartul 1518 fol 27
Achternamenindex

Dieric Dieric Godevaertsz.z. richter in het gericht van Eethen en Robbrecht Willemsz, Hessel Jan Bijesz, Gysbrecht Mercke, Peter Reijnenz en Jan mijns herensoen, geburen, getuigen dat Dieric Willem des Buijsersz opdroeg Tielman den Wint 2 ½ morgen lants, die gelegen zijn in die Hove voir in die Steltkamp, belend oost: Dieric Willem Buysersz en Wouter Woutersz, west: over de sloot Pter Artsz en Dieric Claes Molenersz [ook belend 1414-12-13, 1464-12-05], strekkende van Dieric Willems Buyser gesaet totten dwerssloot toe; Dieric Buysersz en Arnt Noye Jacobsz beloven vrijwaring zoals recht en zede is in Jans lande van Dronghelen, ridder, heer van Eethen en Meduwen. Vervolgens geeft Tielman die Wynt weer aan Dieric Willem Buysersz tegen betaling van 1 goede Eng nobel per jaar rente

bezegeld door Dieric Diericsz, richter

Carthuizers St Geerdenberg; Eethen (vgl 1412-212-20 en 1564-12-05)

Poll, de | 1457-05-24

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 85v, 89v
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Michiel Roloffz die Poll verzoekt belening met: 1) een stuk land gelegen aan de Bilte, strekkende van de Steenwech totten pade toe die door het molendorp gaat, belend boven: de joncvrouwen van Vrouwencluster, beneden: het godshuis van Oostbroek, 2) een acker land daarnaast tot aan de dorpwech toe, belend boven: het Vrouwenklooster, beneden: godshuis van Oostbroek, 3) land strekkende van de steenwech tot achter aan de dorpwech toe, gemengder vore met de joncvrouwen, boven: Michiel met land dat hij van de abdij in leen wil houden (1462: Lewe); hij wordt beleend tot een goed onversterfelijk erfleen; 1462-10-16: Lewe Michiel Roelfsz van der Poll met haar man Aernt van Hoven beleend na dode van haar vader

mannen: Vrederic Zoude van Rijn, Goessen van Scadic, Peter van Schoenenburch; 1462: Zoude van Rijn, Pouwels van Malsen

Amerongen, van | 1425-08-16

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 64
Achternamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Gheryt van Damassche oorkondt dat Eerst Taets met zijn vader Jan van Amerongen hem belening verzocht met alle goede hem aangekomen bij dode van zijn moeder Mergriete, dochter van Willam van Colvenschoten, gelegen in het kerspel van Zoes: 1) Gherbrant Noijdenz husinge, hofstede, berch etc, belend boven: Henric Jacob Fijenz.z, beneden: Evert van den Doem, strekkende van den Brinck totten overen wech toe, 2) een stuk land boven den overen wech, geheten de Brede, boven: Henric Jacob Fyenz.z, beneden: Evert van den Doem, 3) een dwersstuck, 1½ schepel, boven: Henric Jacob Fyenz.z, beneden: Jan Scaep Ricoutsz, 4) an den Steenberch 10 schepelen, an den Baerrewech, boven: Gode Scilt, beneden: Evert van Doem, 5) ½ mud lants an Zindelberch, boven: Wouter Mors, beneden: Gerijt Rutger Gerytsz.z, 6) 1½ schepel lants in Hoeckacker, boven: Henric Cuper, beneden: de heren van Abcoude, 7) het engelant dat zijn moeder had in het kerspel van Zoes; vervolgens wordt Ernst Taets beleend, als hij mondig is, moet hij zelf belening verzoeken

mannen: Willam van colvenschoten, Gysbert Godscalc