12 resultaten
Oudendijk, van | 1385-07-10
Reg Rotterdam en Schieland no 1085, aangevuld met no 116 en 116 noot/G.A. Leiden Reg Lenen Egmond fol 54v/Reg Rotterdam en Schieland no 1326/Reg Egmond fol 18
Achternamenindex
Johannes Theoderici de Hairlem, keizerlijk notaris, oorkondt dat in zijn tegenwoordigheid en in die van heer Johannes Weent, abt van Egmond en getuigen, in de stad Schiedam in het woonhuis van Petrus Wilhelmi, gelegen in de Damstraet, verscheen Johannes Petri van Oudendyck, om beleend te worden met de 22 morgen land onder Scieveen bij Sestienhoven, na dode van zijn vader Petrus Venijn de Oudendyc; brief dd 1289-09-24: de abt van Egmond verklaart hierin dat de 22 morgen land die Willem Jansz in leen houdt, versterven kunnen op zijn beide dochters Siburch en Mabelie, wanneer er geen zoon is; opschrift akte "van Pieter Venyns leengoede", later bij geschreven: beleend aan Aliden Jansdochter van Oudendyc; 1395-04-26: Alyt Jansdochter van Oudendijck beleend
1395: getuigen Odsier Hughe en Bertelmees Pieter Venynsz en verklaring van Aelbrecht van Scoirle en Ysebrant Loeff
Boekel/Bokel | 1323-12-11
Reg Rotterdam en Schieland no 317
Achternamenindex
Adolf bisschop van Luik, verklaart dat voor hem terecht zittende in de tuin van zijn paleis te Luik, verscheen heer Johans de Chierf, ridder, die een brief deed lezen dat Johans del Donc, die van den bisschop van Luik de tienden der kerk van Ramesdonck met toebehoren in leen hield, huwde met Maha (Machteld) tevoren vrouw van Leo de Tule en moeder van Jehan le Voweit (Voogd), bij welke vrouw Johan del Donc een dochter (Machteld) verwekte, die haar vader en moeder overleefde en voor wie Williames de Uter Nesse, broer van Johan del Donc, als voogd dit leen ontving, dat deze dochter is overleden en Johan del Donc geen andere kinderen had, waarop Johan le Vouweis het gezegde leen heeft verzocht, dat hiertegen Thieris Boecle, heeft aangevoerd dat dit leen op hem was vervallen omdat hij een bloedverwant was van genoemde Johan del Donc, zijnde hij toch diens broeders zoon, en dat na lezing van deze brief, overeenkomstig het gevoelen van Johan le Chierf vonnis is gewezen ten gusnte van Johan le Voweis
Uytternesse