47 resultaten
Bernhese, van | 1218~
De Fremery no 28, 48
Achternamenindex
Albert, heer van Cuyk, constateert giften door Albert van Dinther en Amelricus van Heeswijk, ridders, aan de abdij Berne geschonken. "Quidam Walterus de Bernehese habuit censualiter mansum ibidem (Bernehese) a domino Alberto de Dinthere pro dimidia marca annuatim, et ille mansus habuit duas falces in pratis juxta Lozebruc" ; (zie ook op Van Dinther); verder verkoop van een goed door de abdij, van heer Yuan van Hogesvort, beleningen aan Wouter van Bernhese en Heidenricus de Machare en nog een gift van Dirk graaf van Megen
getuigen: dominus Henricus pater meus, dominus Hubertus de Hesewic, dominus Bernier. testes voor Hendrik van Cuyk: me, filium suum Albertum, Albertum de Ossem Henricus de Splindere, Godenoy, Egene de Haren, Hermannum de Uden, Arnoldum fratrem eius, Macharius de Cheldunc
Cuyk, van | 1218~
De Fremery no 48
Achternamenindex
Albert, heer van Cuyk, constateert giften door Albert van Dinther (voor het zieleheil van zijn vrouw Machteld) en Amelricus van Heeswijk, ridders, aan de abdij Berne geschonken. "Quidam Walterus de Bernehese habuit censualiter mansum ibidem (Bernehese) a domino Alberto de Dinthere pro dimidia marca annuatim, et ille mansus habuit duas falces in pratis juxta Lozebruc". Verder koop van een goed door de abdij van heer Ywanus van Hogesvort, beleningen aan Wouter van Bernhese en Heidenricus de Machare en nog een gift van Dirk graaf van Megen
getuigen: zijn vader Henricus de Kuc, Hubertus de Hesewic, dominus Bernier; testes voor Hendrik van Cuyk: hijzelf, zoon van Albertus, Albertus de Oss, Henricus de Splindere, Godenoy, Eugene de Haren, Hermannus de Uden en zijn broer Arnoldus, Macharius de Cheldunc
Culemborg, van | 1371~
Van Mieris III p 264
Achternamenindex
geschil tussen Machteld vrouwe van Raephorst en heer Gheryt van Culemborg als voogd van zijn vrouw Baerte van Egmond over de gift door Machteld van een capelrie in de kerk van Aarlanderveen, gesticht door wijlen heer Willem van Oudshoorn. Machteld beweerde de leenvolger te zijn van haar broer Willem van Oudshoorn; Gheryt voerde aan dat Willem de capelrie gesticht had als ambachtsheer en patroon van Aarlanderveen, na zijn dood aan de grafelijkheid vervallen; de hertog beslist dat de giften bij toerbeurt gedaan moeten worden
Megen, van | 1218~
De Fremery no 48
Achternamenindex
Albert, heer van Cuyk, constateert giften door Albert van Dinther (voor het zieleheil van zijn vrouw Machteld) en Amelricus van Heeswijk, ridders, aan de abdij Berne geschonken. "Quidam Walterus de Bernehese habuit censualiter mansum ibidem (Bernehese) a domino Alberto de Dinthere pro dimidia marca annuatim, et ille mansus habuit duas falces in pratis juxta Lozebruc". Verder koop van een goed door de abdij van heer Ywanus van Hogesvort, beleningen aan Wouter van Bernhese en Heidenricus de Machare en nog een gift van Dirk graaf van Megen
getuigen: zijn vader Henricus de Kuc, Hubertus de Hesewic, dominus Bernier; testes voor Hendrik van Cuyk: hijzelf, zoon van Albertus, Albertus de Oss, Henricus de Splindere, Godenoy, Eugene de Haren, Hermannus de Uden en zijn broer Arnoldus, Macharius de Cheldunc
Oudshoorn, van | 1371~
Van Mieris III p 264
Achternamenindex
geschil tussen Machteld vrouwe van Raephorst en heer Gheryt van Culemborg als voogd van zijn vrouw Baerte van Egmond over de gift door Machteld van een capelrie in de kerk van Aarlanderveen, gesticht door wijlen heer Willem van Oudshoorn. Machteld beweerde de leenvolger te zijn van haar broer Willem van Oudshoorn; Gheryt voerde aan dat Willem de capelrie gesticht had als ambachtsheer en patroon van Aarlanderveen, na zijn dood aan de grafelijkheid vervallen; de hertog beslist dat de giften bij toerbeurt gedaan moeten worden
Herlaer, van | 1444-01-22 (1443)
R.A.H. Coll Aanw 101 Caput Sticht Utrecht fol 21v; Coll Aanw 101 fol 26 Caput Arkel
Achternamenindex
hertog Philips oorkondt dat "onse geminde Jan van Herlaer van der Huele overmits outheyt ende crancheyt op deze tyt niet " kan komen, zo heeft hij opgedragen aan heer Jan van Vyanen, ridder, zijn neef de heer van Brederode, Jacob van Alckemade heer Florensz, Willem van Wyck als leenmannen van Holland de hoge heerlijkheid van zijn huis en hofstad gelegen te Oosterwijk, met ambachtsheerlijkheid, tienden en giften; vervolgens wordt Jan van Herlaer van der Huele beleend, na zijn dood te komen op Jan van Herlaer, zoon van zijn broer Coen van Herlaer; 1447-04-17: belening Jan van Hairler Coenenz
mannen: Lodewijk van Montfoort, Gysbrecht van Vyanen, Dirck van der Merwede, Floris van Kyfhouck, Boudyn van Zwieten, Gheryt Potter van der Loo, Jan van der Mije
Brederode, van | 1485-03-07
G.A. Haarlem Cartul Karmelieten (hs Ryk no 34) fol 43v, 44
Achternamenindex
Walraven heer tot Brederode, tot Vyanen, burchgrave te Utrecht en heer tot Ameiden, oorkondt dat "wijlen zijn vader het clooster O.L.Vr. broeders tot Haerlem bij zijn leven ghegont ghegheven ende minen lieven oom den domporoost van Utrecht heren Gysbrecht van Brederoede als doe leenvolger ende broeder van minen lieven here vader, belieft heeft die capelle van der Zantpoort mit hueren officie ende renten dairtoe ghesticht ende van oudts daertoe gheweest na inholt s briefs van minen lieven zeleghen heer vader hem luyden verleent op der giften voorg. vanwege de affectie die hij heeft voor het clooster en die het clooster heeft tot de hofstede van Brederode, so ist dat wij dairvoor voor ons en onze nacomelingen tot voldoeningen van allen diensten ofte achterwesen die t selve clooster van onbetaelde sculden van memorien of andersins ander hofstede van Brederode ontbreken of hebben mach die van de voors clooster verdraghen ende verticht hebben, verdragen ende vertichten mits desen van eenre missen ter weeck op die voors officium als daer dat voirs klooster in den brief mijns zeligen heer en vader verbonden waren 3 missen ter weeck te doene of te laten doen in der capelle voors, dat si van nu voortan also gheringe als te selve officum an hueren clooster ghecomen sal wesen met 2 missen ter week in de vors capelle op dit officum te doen of laten doen. Met behoud van de inkomsten zijn 25 oude Dordr gulden uit onse visschery te Sparendam, jaerlix op St Bartholomeus avond" [korte inhoud: Walraven oorkondt dat wijlen zijn vader aan de Carmelieten had gegeven de capel te Santpoort, waarvoor het klooster in deze kapel 3 missen per week moest doen. Walraven vermindert dit aantal tot 2 missen per week, met behoud van de inkomsten van 25£ uit zijn visserij te Sparendam] (vgl 1465-05-07)
Haarlem, Spaarndam, Santpoort