47 resultaten
Naaldwijk, van | 1500-03-13
Grote Raad Mechelen Geëxtendeerde Sententiën 1966 p 344
Achternamenindex
Willem van Naildwijck, man en voogd van Heylwich van Bruelis, eerder getrouwd geweest met wijlen Joost van Haamstede, contra Catherina van Botinghe, eerder getrouwd geweest met wijlen Jans van der Stapele, nu vrouw van Jan van Cruninghen; eerste aanleg. Na een procedure voor Hof van Holland en Grote Raad werd eiser een rente van 8 £ toegekend. Verweerders verzetten zich tegen het beslag op onroerend goed te Valkenisse. Hangende de procedure voor de Grote Raad komt een akkoord tot stand, waarna desondanks verder geprocedeerd wordt. Nakoming van het akkoord bevolen
Grebber, de | 1477-08-05
Sententiën Hof van Holland 15 fol 66v, 72, zie ook fol XCI
Achternamenindex
proces voor het Hof van Holland tussen meester Willem Andriesz, poorter van Amsterdam, als man van Geertruyt Claes die Grebbersdochter, eisers aan de ene zijde en Boudyn Cornelisz, meester Jacop uut Borsselen, pasoer van den Briele en heer Jacop Symonsz, zijn kapellaan, verweerders aan de andere zijde, over de erfenis van wijlen jvr Agniese Jacop Heermansdochter, vrouw van Joest de Baenst, waarbij de eisers tot de helft toe en meester Ghysbrecht Hugenz en Adriaen Jansz, poorters van den Briel, als mannen en voogden van hun vrouwen, samen tot de andere helft toe. Bij consent van beide partijen waren beide bovengenoemde geestelijken als sequestrateurs aangewezen, doch bleven nalatig verslag uit te brengen
Heemstede, van | 1495
Grote Raad Mechelen Geëxtendeerde Sententiën p 445/Beroepen no 9 schrifturen/Sententieregister 802.88
Achternamenindex
Haze van Hemstede, vrouwe van Liesveld, contra het kapittel van Oudmunster te Utrecht; aanwezig 1 akte 1495-11-20; volgt dossier 9 (A 5 oud) over dezelfde kwestie: de heerlijkheid Liesvelt en de visserij in de Lek, de Nesse genaamd. Toen Jehan van Sars, eerste echtgenoot van eiseres zekere excessen had bedreven, legde Karel de Stoute beslag erop en belastte de rentmeester Jehan van Lesanen met het beheer; verweerders beweren dat hun visplaats in de Lek een geheel vormde met de Nesse, en hun toebehoorde; 1498-05-08: vonnis, de visplaats wordt teruggegeven. Haar schoonzoon ontving de heerlijkheid Liesveld weer terug in 1472. Tal van stukken over deze zaak in copie oorkonden: 1316-04-20, 1321-03-10, 1468-08-03, 1472-03-13
Poelenburg, van~ | 1535
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 391
Achternamenindex
Bouwen Willemsz [van Poelenburch] bewoont te Heemskerk de boerderij Poelenburch, hij is een bastaardzoon van Willem Kerstantsz, die de op de boerderij rustende omslagen afgekocht zou hebben; de boerderij Poelenburch werd tevoren bewoond door Aelbrecht van Egmond, als leengoed; 1535-07-20: attestatie van welgeboren mannen van Rijnland, dat de ouders en grootouders van Bouwen Willemsz welgeboren mannen waren; 1535-1540: Bouwen Willemsz c.s. welgeboren mannen te Heemskerk contra pachters en huislieden aldaar; zijn vader Willem Kerstantsz was als welgeboren man lid van de vierschaar van Rijnland. Hij verhuisde naar Heemskerk en bewoonde daar de ridderhofstede Poelenburch (onder de baljuw van Brederode ?); verweerders zeggen dat Bouwen landbouw bedrijft en een onwettig kind is van Willem Kerstantsz. Bouwen was door het Hof van Holland tot betaling veroordeeld en in beroep gegaan
Soutelande, van | 1512
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland o.a. dl V dossier 409/4
Achternamenindex
Jan van Zevender had zich samen met Willem van Cromvliet, Jacob Jacobsz x Sibille van Soutelande Gillisdochter en Willem van Soutelande, verbonden tegenover de vrouwe van Assendelft in een obligatie van 4800 £ Vls, rentende 300 £ per jaar, die echter niet uitbetaald werd, waardoor de vrouwe Willem van Cromvliet als hoofdelijke schuldenaar aansprak; 1516-1537: mr Gillis van Soutelande verkreeg van Aleid van Assendelft cessie van haar vordering op Willem van Zevender, zoon van Jan van Zevender. Toen Gillis de goederen van Willem wilde executeren ontstond proces voor de Grote Raad; 1526-12-01: sententie in het proces tussen mr Gillis van Soutelande contra de procureur generaal Pieter Govertsz en Dirck Heyn Thou, waarbij verweerders gelijk krijgen, dat de goederen van Willem van Crompvliet verkocht moeten worden ten bate van alle crediteuren; 1530-03: Alyd kreeg consent van het Hof van Holland om executie van de termijn van 1529 over te gaan. De deurwaarder verkocht een huis en grond te Voorburg [toebehorend aan mr Gillis van Soutelande en niet aan de van Sevenders] aan Willem Pietersz. Mr Gillis van Soutelande ging hiervan in appèl bij de Grote Raad; 1530: overleed Alyd van Kyfhoek en haar erfgenamen zetten het proces voort; 1528-02-15: de deurwaarder sommeert mr Willem van Zevender tot betaling van 113 ½£
coman | 1531-1533
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 374
Achternamenindex
Cornelis Gerritsz alias coman Jock, zuivelhandelaar te Alkmaar, zijn weduwe Wendelmoet Simonsdochter contra Adriaen Jacobsz en Pieter Geerlofsz, erfgenamen van Cornelis Gerritsz; zij testeerden te Alkmaar in 1516; na zijn dood in 1517 scheiding waarbij zij rentebrieven buiten de verdeling hield. Verweerders eisten in 1530 de helft hiervan op, het Hof stelde hen in het gelijk; 1533: Wendelmoed gaat in beroep bij de Grote Raad; 1533-05-12: haar broer Jacob Cornelisz Vlim is haar gecoren voogd; 1508-07-26: zij kopen een rente van 20 R gld op kerkmeesters van Alkmaar; 1510-11-30: zij kopen een rente van 12 R gld op Stroe en op 1513-04-14 nog een rente aldaar van 8 R gld; 1513-04-04: zij kopen een rente van 13 R gld op Oosterland; 1518-12-26: schout en schepenen van Wieringen en kerkmeesters van de parochiekerk te Oosterland verkopen aan Cornelis Gerritsz een rente van 8 R gld op Wieringen, mede voor zijn vrouw Wendelmoet Simonsdochter; 1510-11-30: schout en schepenen van Stroe op Wieringen en de kerkmeesters van de parochiekerk aldaar oorkonden dat zij een rente an 12 Rgld sjaars verkocht hebben aan Cornelis Gerritsz alias Coman Jock en diens vrouw Wendelmoet Simonsdochter [te Alkmaar], en op 1513-04-40 verkopen dezelfden nog een rente van 8 R gld
Tengh | 1545-1555
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 459
Achternamenindex
1540-08-02: Jan Tengh c.s. verzocht de gravers die aarde uit dit land weghaalden dit te doen uit het midden en niet langs de oever van de Merwede, doch zij weigerden; 1545-1555: Aernt van Cuyl Henricsz, Jan Claesz Tengh [ Teding ?] en Heynrick Gerritsz van Schoonhoven, mede [!] als voogden van de dochter van Osten Jansz, en Frans Kaerle, contra burgemeesters, regeerders en thesauriers van Gorinchem. Eisers pachtten op 1545-02-03 ¼ deel van een weiland genaamd "Ostiensweerd" van Gorinchem voor de tijd van 8 jaar, gelegen langs de Merwede tegenover Woudrichem, ¾ deel hadden ze in eigendom [eisers ?]. Toen eisers over 1546, 1547 en 1548 geen pacht betaalden, daagden de thesauriers hen voor schepenen van Gorinchem. Eisers voerden aan dat Gorinchem hen door het afgraven van hun land in hun bezit hadden gestoord. Processen voor het Hof van Holland. Op 1548-12-20 eisten zij vernietiging van de executie. In de loop van het proces verwierven eisers .. mandement, waarbij aan verweerders bevolen werd het kanaal, dat zij door hun land gegraven hadden te dempen en de schade te vergoeden. Een tweede proces voor het Hof. Eisers vroegen schadevergoeding voor verlies van aanwas en wegspoeling van hun land. Gorinchem verweerde zich met dat er in het belang van de stad gehandeld was. De Merwede stroomde vroeger nl langs de stad, maar nu had hij zijn loop verlegd. Hierdoor kon er geen tolgeld meer worden geind en ging de handel achteruit. Op 1544-07-03 verkregen ze octrooi om een kanaal te graven door een stuk land van de keizer, naast Ostiensweerdt gelegen. Verder hadden zij een kanaal tussen de Keysers weerd en een stuk land van de gravin van Hornes gedempt. Hiertoe hadden ze aarde gestoken uit het land van de eisers, maar zij hadden slechts de langs het water uitstekende stukken, die anders toch weggespoeld zouden zijn, gebruikt. Bij elkaar was het meer dan een hont, waarvan ¼ eigendom was van de stad. Ze boden daarom aan de waarde van ¾ hont te betalen. Ze ontkende dat zij gegraven hadden door eisers land en dat eisers vroeger meer aanwas hadden. De eis van de stad om de pacht te innen bij Job de Molenare, pachter van eisers, werd door het Hof 1549-05-12 niet ingewilligd. Het Hof verklaarde de executie nietig en veroordeelde Gorinchem tot de proceskosten. In het tweede proces stelde het Hof schadevergoeding aan eisers op 20 Kar gld. Eisers gingen vóór 1554-03-04 hiervan in appel bij de Grote Raad. Intussen gelaste het Hof op 1555-07-02 aan eisers de pacht te betalen