19914 resultaten

Tetrode, van | 1428

Libro IX no 133 (51e, zie ook 52)
Achternamenindex

Heynric van Tetrode: een huijsinge met 2 werven ende die venne after de huysinge metten zaetlande voor die dore gelegen, in de ban van Akersloot. Ende belent hebben an beyde siden van den wege: Doeve Reynersz en Rembrant Florisz. Heynricus obiit et Johannes de Tetrode filius Theoderici relevavit anno 1407; Johannes de Tetrode obiit et Theodericus de Tetrode, filius ejus relevavit

Sparenwoude, van | 1528-01-08

Arch Heeremans; Hoekstra p 57
Achternamenindex

Gerrit van Sparenwoude schrijft: " den 8e dagh in January anno 1528 storff mijn lieve wairde huisvrou, joncfrou Jooste Floris Bollendochter des mergens omtrent 8 uyren, was out 29 jaar min 7 dagen. Wij trouwden den 11e dag in Mey anno XIV, dus hadden wij dair XIV jaer mit groeter vruntschap tesamen geleeft..."

Does, van der | 1563-08-12 (07)

Holl Leenkamer no 274 Repert Egmond fol 210, 216v, 217
Achternamenindex

Werner van der Does doet hulde voor zijn vrouw Elisabeth Dever van Minnen, die door de heer van Brederode beleend wordt met 2 ackeren aan de Veerweg te Heemskerk; 1565-03-29: na dode van zijn vrouw wordt hijzelf beleend; 1569-05-07: na dode van Warnaer wordt dit leen blijkens diens testament gemaakt aan Adriaen van der Does, die hem "mijn oom" noemt. Vervolgens op Jan van der Does, daarna Steven van der Does

1e zijtak

Zaenden, van | 1404-03-11

G.A. Alkmaar Klooster Oude Hof no 15 (in dorso no 4)/naar Vangassen no 255 p 134
Achternamenindex

Claes van Saenden Willemsz erkent dat "den baghinen den eyghendom toebehoirt van der muere en van den erve daer die muer op staet die strect twischen den baghynhove ende der hofstede die hair Gheryt van Delf zijn broeder ruemede metter doot mar dat die timmering die hair Gheryt op ter muer hadde doen timmeren sal blijven staen ende dat men in der tymmering gheen op en vensteren houden en sal thegen den baghynhove"

Dorcout | 1380-1390

Codex Dipl Neerl serie 2 dl 2 p 206
Achternamenindex

klachten van de heer van Vianen tegen de heer van Arkel: "item soe is ghecomen meyster Aernt Dorcout, reyntmeister des heren van Arkel, ende dat siin brodighe ghesinne is, ende anders een deel ondersaten des heren van Arkel, die die kerke in Heicoep ende een deel der huse afscieten, ende sloeghen daer doot 2 man ende ene man al lam, ende namen daer Peter Martiinssoen ende een deel miinre ondersaten laken ende ander goet, eer sij ontseyde vyant waren"

Arkel, van | 1389-04-13 (1388)

R.A.H. Coll Aanw 92 fol 64
Achternamenindex

hertog Albrecht verkoopt aan Zegher Florensz 4 hoeven moer met tienden en heerlijkheden, "daer wij alomme met onsen moer naest ghelegen zijn mitten oestzijde streckende allanges an den nuwen dijck, die wij buyten des heren Spranghen van Arckel hebben doen maecken"

Duyn, van der | 1544

Maatboek Bennebroek
Achternamenindex

Kohier 1561 fol 28v: hier begint een polder binnen het dorp; (fol 33) Pieter Jeroensz huyert een huijs met omtrent 5 hont teelant, eigenaar Claes van der Duyn, wonende in den Hage, huur 36 R gld; Maatboek 1544 Bennebroek, geestland tussen Voor- en Achterweg: mr Pieter Zanto als voech van den eigenaar die boghert daer Jacob Jacobsz op woont, groot 531 roeden(p 10)

Ravesteyn, van | 1436

Reg Geld Leenaktenbk 11e stuk p 572; Alg Ned Familieblad jg 1885 p 6
Achternamenindex

leen van Gelre: 13 hont en 7 hont in het kerspel van Deyl, ontving de bastaard van Erckel geheten Ravensteen; 1473: de bastaard vam Arckel geheten Ravestein, 13 hont land in Dyel

Veen, van | 1395-1396

Rek Baljuw Heusden fol 3v p 21
Achternamenindex

Jan Obbe van Veen omdat hi Aernt, sinen broeder, die hem tot synre vorwarde gewyst was ende dien hi in helden hadde ende dieselve Aernt daer uyt brac ende diens selve weder irne buten minen here, die broeken gheeffent om 180 £. Ende van dier sake hadde Aernt van Wye overmits hij daarin sier gearbeit hade 20 £. Item Jan van Veen grote Ghibenz die sceepen wederseet 10£

Sobbe | 1368

De Raadt II p 424
Achternamenindex

Engelbrecht van der Marke zegelt voor Englebert Sobbe een quittance voor 200 vieux écus, revenus de cinq années, dus par le duc de Luxembourg du chef des tonlieux de Rolduc et de Maestricht