1 resultaten
1493-06-28 |
R.A.H. Coll Aanw 110 Caput N.H. fol 18-21v
Jaartallenindex
Max. en Philips oorkonden: alsoo onlancx geleden proces in cas van appel opgheresen ende uytstaende is geweest in onsen Grooten Raed tusschen Anthonis van Eversdyck, appellant, ter eener-, en Jacob Adriaensz exploictier in onse camere van den Rade in Holland, geappelleerde, ende Jacob van Noortich, geintimeerde ter andere zijde. Appellant zeide dat hier voormaals Cornelis de Witte kocht van de voorn. geintimeerde seeckere quantiteit van laeckenen. De appellant had zich daarbij borg gesteld voor Cornelis Witte. De koop bleek een miskoop te zijn daar de linnen lakens niet zo goed waren als zij behoorden te wesen, weshalve de geintimeerde voor de Groote Raad gedaagd werd. Appelland werd gedwongen in de camer v.d. Rade van Holland de voorn. som in termijnen te betalen. Op welke condemnatie geintimeerde verkreeg letteren van executie. Cornelis had geen voldoende geld voor betaling bij elkaar kunnen krijgen en de geintimeerde liet niets na om de appellant te beschadigen en vroeg executie van seker leen hem toebehorende geheten t leen van Rynenburch in Holland. Hiertegen was appel aangetekend. Op 1491-02-08 was de appellant voor de stadhouder en Raad gecompareerd en had erkend aan de geintimeerde 68£ gr Vls ter cause van de koop van linnen lakens, waartoe hij al zijn goederen verbonden had. Desniettemin was hij in gebreke gebleven te betalen. Geintimeerde verkeeg daarop van het Hof letteren van executie. Hiertegen was de appellant weer in appel gegaan bij de Grote Raad, hij bood roerende goederen aan om zijn schuld te betalen. De Groote Raad doet de appellantie teniet, sonder boete, en veroordeelt Anthonis om aan Jacob van Noortich de voors. som te betalen, met compensatie van kosten (vgl 1493-08-04)