3 resultaten
Dalem, van | 1492-02-03
Gedenkw. Kerken Zuidholland IIA p 35
Achternamenindex
praalgraf van Assendelft te 's Gravenhage: van Gerrit van Assendelft heer van Assendelt en bezoijen "hier leit begrave joffrou Beatris van Dalem, vrou van Assendelft ende van Bezoijen, gesellinne van de voirscr heer van Assendelft ende starff up ten derden dach Februiarii int jaer ons Heeren duisent vierhondert ende twee en tnegentich"
1541-06-15 |
R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 174v, 177v
Jaartallenindex
Cornelis van Bergen, heer tot Zevenbergen etc oorkondt dat hij Geertruyd van Berghen, wijlen onse bastaartsuster, in wettige huwelijk gegeven hebben [met ?] Oth van Assendelft, soon van heer Floris van Assendelft, heer van Goudriaen etc, ridder. Hij had haar in huwelijksvoorwaarde beloofd een jaarlijkse rente van 250 Kar gld, losbaar den penn 20, makende 5000 Kar gld. Hun zoon Cornelis van Assendelft heeft Cornelis deze 250 Kar gld per jaar bewezen: 1) voor ½ op zijn heerlijkheid, domeinen, goeden en renten van Nieucoop, 2) voor ½ op zijn heerlijkheden, goeden, renten en incomen van Noordeloos en van Slingelant, onder allerlei bepalingen. Hij geef volmacht aan Willem van den Criep, Adriaen van Lavelt en Jan met die kinderen als zijn procureurs om deze renten te verheffen en approbatie van de keizer te verzoeken. Op 1541-07-15 verzoekt Adriaen de Lavelle als procureur van heer Cornelis van Sevenbergen confirmatie op de vestiging van deze rente, waarna Cornelis van Assendelft hiermee beleend wordt. Daar hij nog onmondig is, doet zijn vader Oth van Assendelt de leeneed voor hem
leenmannen: heer Zegelyn van Alveringen, heer tot Hofwegen, ridder, mr Jan van Utrecht, Cornelis Barthout Jansz, Willem van den Criep, Anthonne Lebucq
1540-04-27 |
R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 290v-293v
Jaartallenindex
heer Gerrit van Assendelft, ridder, tevens voor zijn broers en zusters, erfgenamen van heer Claes heer van Assendelft, ridder en van vrouwe Alydt van Kyfhoeck in haar leven vrouwe van Assendelt ter eenre-, en Jan van Outheusden voor hemzelf en voor zijn broer Goetschalck van Outheusden, ter andere zijde, zijn veraccordeert, door tussenspreken van mr Jacob de Jonge heer van Baartwijk, Raad, en mr van de reeckening in Holland en Pieter Bol, auditeur van de reeckening in Holland, van al hun geschillen ter zake van de tienden van Alblas en Alblasserdam en de interessen daarvan: 1) de heer van Assendelft zal genoemde tienden cederen en transporteren tbv Jan en Godschalk van Oudheusden, te weten ½ voor deken en capittel van St Marie te Utrecht, belast met erfpacht. de andere helft voor de proost van St Marie, als leen van deze gehouden; 2) degene die ½ in leen zal houden moet heer Gerrit van Assendelft op deze ½ verzekeren een onlosbare rente van 175 Kar gld per jaar, die heer Gerrit van de proost in leen zal houden; 3) de gebroeders van Oudheusden zullen heer Gerrit nog bovendien constitueren een jaarlijkse rente van 200 Kar gld gevestigd op de heerlijkheden en goeden van Alblasserdam, leen van Holland, welke rente pas zal ingaan na de dood van beide broers, losbaar den penning 16, belopende 300 Kar gld; 4) bovendien zal de heer van Assendelft behouden een rente van 93£ 14 sch en penn obole van 40 gr Vlas per pond, volgens de constitutiebrief tot alsulke laste als die bij jvr Soncken verbonden staan, naar uytwysen zekere acte van condempnatie bij Oudheusden daarop gepasseerd. Hiermee zullen alle geschillen spruytende uit de sententies van het Hof van Holland en van de Grote raad teniet wesen. Geinsereerd in een oorkonde dd 1542-03-10