13 resultaten
Does, van der | 1420-10-12
R.A.H. Coll Aanw 75 fol s
Achternamenindex
van de vrouw van Mourijn van der Does zijn 200 nobelen gestolen; Heinrick Routenbergh, Dirc Langenz, Claes Roilinqt, Claes Casijnsz en Adriaen, haar gezellen, worden beschuldigd en moet naar de gevangenis in Den Haag gebracht worden om daar te worden berecht
hoofdtak
1359-05-01 |
R.A.H. Coll Aanw 43 fol 196v, 44 fol 50v/ Reg E.L. 4 fol 64/Reg Albrecht IV fol 23
Haarlem Algemeen
hertog Albrecht begeert dat degenen die doodslagen en twisten gepleegd hebben binnen Haarlem, door het gerecht dezer stad berecht zullen worden, en dat al degenen die aangeklaagd zijn wegens doodslag en vredebreken de stad en onse land ende die kercke binnen onser stede van Haerlem ontrumen sonder merren, tot daerover uitspraak gedaan is. Gegeven in onser tente voir delf op den Meyedagh 1359
per dominum de Bredenrode, Castellanum de Leyden, G. de Heemstede, Heremanus, sig. P. Camerouwer de Hayesteijn
1533-01-15 (1532) |
R.A.H. Coll Aanw 245 fol 322/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
different tussen de burgemeesters en regeerders van Naerden en de ingelanden van Goyland ter ener zijde, en Cornelis van Borssele als baljuw van Goylant ter andere zijde, betreffende een zekere delinquent tot Blaricum gevangen gemaect. De eersten willen hem in Naerden berechten volgens het handvest van Goylant, de baljuw wil de delinquent vervolgen voor zaken die aan de graaf en zijn Raad toekwamen. Het Hof beslist dat de gevangene ditmaal op de Voorpoort in den Hage gebracht zal worden om daar berecht te worden
Grebber, de | 1423-04-09
Monté Verloren: Bezit en Eigendom p 427
Achternamenindex
in tegenwoordigheid van schepenen van Haerlem, worden Claes de Grebber en zijn broer Willem van Warder aangesproken door Herberen van Foreest, over de klacht van Florys Symonsz betreffende renten in Waterland, die de broers aan zich getrokken hadden. Zij zijn geen poorters van Haarlem en kunnen niet daar berecht worden.
Maelstede, van der | 1479-01-26 (1478)
Grote Raad Mechelen Geëxtendeerde Sententiën 1966 p 151
Achternamenindex
Ghysbrecht van der Maelstede e.a. contra Thibault Barradot: beroep tegen vonnis van het Hof van Holland, dat zich bevoegd had verklaard kennis te nemen van de stoornis in het bezit van leengoederen in Zuid Beveland; eiser had gesteld dat deze zaak in Zeeland berecht had moeten worden; beroep ongegrond verklaard en terug verwezen naar het Hof van Holland
Coppier | 1515-1529
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier 47
Achternamenindex
Jacob Coppier, als vriend van Willem van Boschuysen molesteerde hij diens opvolger: de procureur-generaal daagde hem daarom voor het Hof; Jacob voerde aan als exeptie dat hij als geestelijke slechts door een geestelijk rechter kon worden berecht. De Procureur voerde hiertegen aan dat Jacob heemraad van Rijnland was geweest en zo in feite het baljuwschap had uitgeoefend, hetgeen onmogelijk geweest was als hij geestelijke geweest was; het Hof stelde Jacob in het ongelijk
1503-03-29 (1502) |
R.A.H. Coll Aanw 111 Caput N.H. fol 170v
Jaartallenindex
Philips oorkondt dat Dirck van der Does synen soon gemaakt en bewijst in rechter douairie en lijftocht vrouwe Johanna van Reimerswale Jansdochter, weduwe van heer Jan van Noirtich, ridder, 200 £ Holl van 30 gr Vls jaarlijks op te beuren van de ambachtsheerlijkheid van den dorpe van Noortich mitten winde ende zuydmolen aldaar, mitten schoutambacht, met ⅓ deel van alle boeten en breuken die de baljuw aldaar berecht en bedadinct, met die wintmolen an die noordzijde van Norotwyk, metten werf daar zy op staat, en met 1 morgen geestland daeraen gelegen mitten meulenhuyse staende op ten voirs lande, ende mit een voetpad daarof gaande achter die muren van den susterhuize aldaar, mit allen andere toebehoren. Al t welck wij onlangs Jan van Does, des voors. Dircks zoon, noch onmondig als here bij den voors. wijlen heer Jan Noortich in zijn leven bij testament gemaakt, verlyt en verleend hebben. Philips belooft vrouwe Johanna in deze lijftocht te handhaven
present: mr Gerrit van der Mye, Tielman van Dullecum, Dirck van Boneem, cleene Jan Bruyn
1546-07-24 |
R.A.H. Coll Aanw 251 fol 577/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
request van Aert de Jeude, ambachtsheer van Hardinxvelt, dat omtrent 90 jaar geleden zijn overgrootvader Bruysten de Jeude de hoge jurisdictie van Hardinxvelt bij zijn leven bezeten hebbende, deze heeft opgedragen aan hertog Karel van Bourgondië, heer van Arkel, zonder dat daar enig profijt tegenover stond. Sedertdien berustte dus de criminele jurisdictie bij de drossaert van Arckel, residerende tot Gorcum. "Mer mits het binnen Hardinxvelt alle criminele ende oick civiele breuken nyet gewydeert noch berecht en worden dan mit leenmannen die welcke zijn procederende bij maniere van stille waerheyt, oick die saecken langhe slepen ten groten excessiven costen van den officier, en na lange trayne gheen vonnis en willen geven dan hebbende heur volle lanck", zodat veel delicten ongepunieert blijven. Het dorp is daardoor een toevlucht geworden voor boeven en rabauwen. Daar "de stille waarheit" meer een corruptele dan een costume is, verzoekt suppliant met zijn schepenen alle civiele boeten tot zijn profijt te mogen berechten, en de criminele zaken bij de drossaert en schepenen van Gorcum. Het Hof accordeert dit
1484-04-27 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dossier 102
Haarlem Algemeen
(sententie is van deze datum) broeder Pieter Pietersz + de magistraat van Haarlem contra Claes Gerritsz van Poelenburch. Syburch, schoonmoeder van broeder Pieter Pietersz had een obligatie op Johan Gerytsz. Syburch had deze obligatie in bewaring gegeven aen Claes Gherytsz die voor de inning zorg zou dragen. Daar Jehan Gerritsz overleden was, heeft Claes diens erfgenamen voor de schepenbank te Haarlem gedaagd, en is een schikking met hen aangegaan. De schoonzoon van de inmiddels gestorven Zyburch, broeder Pieter Pietersz eiste voor het gerecht van Haarlem van Claes Gherytsz afgifte van de obligatiebrief of van de 60 nobels. Het gerecht stelde hem in het gelijk, waarop Claes in appel ging bij de Grote Raad en aanvoerde: 1) dat hij voor deze kwestie reeds voor de schepenbank van Beverwijk was gedaagd, die de tegen hem gedane eis had afgewezen, 2) Claes had zijn argumenten bij ede te Haarlem willen bevestigen, doch de eed aan broeder Pieter toegewezen. De tegenpartij betwist dat de zaak door de schepenbank van Beverwijk is berecht, en ware dit wel zo dan had hij dit te Haarlem als exeptie moeten aanvoeren. Bovendien heeft broeder Pieter zijn argumenten voldoende bewezen. Claes Gherytsz werd blijkbaar door het Hof van Holland in het gelijk gesteld, waarvan broeder Pieter en de magistraat van Haarlem in appel gingen bij de Grote Raad. Met een aantal stukken. Procureur voor broeder Pieter Pietersz is op 1477-10-27 en 11-25 Melis Zaal
1525-1531 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 351
Jaartallenindex
Jan Jansz Bisscop, poorter van Delft en Cornelis Bouck, poorter van Vere, contra prior en convent van St Cecilia te Leiden. Grootmoeder Lelie x 1) mr Willeboert Cornelisz, x 2) Jan Willemsz Bisscop, ex 2): 1) Clara Bisschop x Cornelis Bouck of Bock, 2) Pieternella x Staes de Ville, 3) Jan Jansz Bisschop, poorter van Delft. Uit het huwelijk van Pieternelle x Staes de Vile waren twee dochters Marycken en Willecken, die ca 1519 door hun grootmoeder Lelie in het St Ceciliaklooster te Leiden gebracht werden. Zij zelf, haar schoonzoon en haar zoon sloten met de pater Andries Sandyck een overeenkomst, dat na Lelie's dood haar kleindochters 80£ Vls zouden ontvangen, zonder verder aanspraken op de boedel. Toen Lelie in financiële moeilijkheden raakte, ging zij zelf ook in genoemd klooster, zonder daarvoor te betalen. Toen de kleindochters professie hadden gedaan, werd het in Vere in 1519 opgestelde contract vervangen door een nieuw te Leiden, waarvoor zij haar goed in onderpand gaf. In een schepenbrief van Serooskerke dd 1518-11-28, nog voor haar kleindochters in het klooster gegaan waren, had Lelie aan het convent een huis (boerderij) met grond in Serooskerke alsmede een stuk land in Vrouwenpolder geschonken. Als vergoeding voor de verpleging vermaakte zij aan het convent al haar roerende goederen (1522-07-10). Zij overleed 1524-03-09. Jan Bisschop en Cornelis Bouck lieten door de magistraat van Vere beslag leggen op alle renten op land dat het convent op Walcheren bezat. Zij voerden aan dat het huwelijk ontbonden was te Leiden, en dat de zaak dus daar moest worden berecht. Voor het Hof van Holland rees een geschil: Jan en Cornelis eisten dat het convent de nagelaten goederen niet zou verkopen maar aan de twee wezen [wie ?] overdragen. Het Hof stelde het convent in het gelijk, en eisers gingen in beroep bij de Grote Raad. Bijgevoegd schepenbrieven: 1) van Serooskerke dd 1518-11-28 betreffende Lelie's schenking van grond, 2) van Vrouwenpolder dd 1518-11-30 waarin Lelie ruim 6 gemeten aan het convent schenkt, 3) van Vere dd 1519-06-08 betreffende de overeenkomst waarbij het klooster 80£ Vls ontving [!], 4) van Leiden dd 1522-07-10 betreffende Lelie's testament, 5) van Vere dd 1512-03-25 verkoop van een deel van de bieraccyns, in verband met verkoop van erfelijke losrenten aan Henrick Cornelisz, 6) 1512-10-15, akte van Henric Cornelisz betreffende de verkoop van de genoemde losrenten aan mr Willeboert Cornelisz, 7) schepenbrief van Leiden betreffende schenking door Lelie van o.a. bovengenoemde 3 brieven en de onderhavige biref, 8) 1521-05-24: testament van Lelie