2 resultaten
1625~ |
Kroniek Hist Gen te Utrecht jg 1852 p 237-239
Jaartallenindex
twee brieven van de kinderen van mr Rombout Hogerbeets [stierf 1625-09-07] aan de Staten Generaal om aan hun vader toe te staan om in een binnenlands gelegen stad of dorp van Holland zyne dagen bij zijne kinderen te mogen eindigen. Daar staat dat hun moeder op Loevesteyn overleden is. Zij stellen "dat sij beide van vaders ende moederszijde van eerlijcke oude afcompste in Holland gesproten zijn, alsoo haer vaders voorouders boven memorie van menschen tot de regering der stede Hoorn gebruikt zijn geweest, en dat haer grootevader mr Dirck Hogerbeets in den jare 1568 bij duc d'Alba in ballingschap verderven en van zijn goeden berooft is geweest, dat hij daarna tot zyn dood het land gediend heeft o.a. als gecommitteerde ter vergadering van de St Gen. Dat de vader van hun moeder mr Adriaen Wenssen, die in de stad Dordrecht uijt een seer eerlyck geslacht wesende, in den aenvanc dat oorloge aldaer als raet en pensionaris gedient heeft gehad, so lang tot hij in den jare 1584 tot Raedt in den Hogen Raad van Holland is beroepen geweest, hebbende zijn oudste zoon Jacob Wenssen in zijn leven geweest bailluw ende ruwaert van den lande van Strijen, en zijn tweede zoon Jan Wenssen gecommitteerde eerst in den Lantraedt tot Uytrecht ende daerna schout der stad Dordrecht en baljuw van Zuid Holland; 1625-07-27: zij schrijven dat zij van joffrouw van der Mewe haar huis gelegen bij Wassenaer genaempt "het huis ter Meer" mogen gebruiken om daarheen hun vader van Luwesteyn over te brengen; 1625-06-18: had Jacob van den Eynde, castelein van Woerden bericht dat het hem gansch ondoenlijck en ongelegen was om daar een gevangene onder te brengen omdat daartoe accomodatie ontbrak, en dat het tevens door zijn hoge ouderdom en die van zijn huisvrouw niet mogelijk was
1508-08-02 |
Kroniek Hist Gen jg 1846 p 261-267, 206/Arch 5 Kapittels Utrecht
Jaartallenindex
Heynrick die bastaart van Nyenrode klaagt aan de Staten van Utrecht over het uitvoeren van zijn paarden door de Gelderschen "die een reysie voor ende die ander reysse na becomen hebben" en hem voor vijand houden, omdat de Bourgondischen zijn huis ingenomen hebben. Gedaen op het huis te Abcoude. Op 23 Aug d.a.v. klaagt Karel hertog van Gelre bij de Staten van Utrecht dat men hem over het uitvoeren van 8 of 10 paarden door de Gelderschen ten nadele van Henrick de bastaard van Nyenrode "zoo hard verdedingen will", daar aan hem huis, hof en goed door de Bourgondischen zijn ontnomen, en de Gelderschen dagelijks uit het huis van Nyenrode worden aangetast en beschadigd. Op 24 Aug. d.a.v. verzoekt Henrick aan de bisschop van Utrecht hem behulpzaam te zijn met het terugkrijgen van de hem ontnomen paarden. De bisschop verzoekt aan de Staten van Utrecht om hem daarbij behulpzaam te zijn. Op 22 Oct verzoekt Henrick aan de Staten te bewerken dat hij in het bezit van zijn huis worde hersteld. Hij bericht dat hij met veel moeite Floris van Ysselsteyn bewogen heeft, om deszelfs kapitein Heinrich Prijcs naar den Haag te zenden, ten einde betaling te erlangen voor hem en deszelfs knechten. Hij klaagt dat zijn huisvrouw op weg naar de stad Utrecht, door de Gelderschen van al haar goed is berooft, en verzoekt hulp en raad in deze, gedaen huis te Abcoude. De bisschop meldt dat hij aan bovenstaand verzoek gevolg heeft gegeven. Op 1 Nov. bericht Henrick van Nyenrode aan de Staten van Utrecht dat hij zijn huis heeft terug bekomen, en verzoekt te mogen weten hoe hij zich verder als een goed Stichtsch man moet gedragen