3 resultaten
1552-01-27 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl II dossier 608
Jaartallenindex
Nicolaas Cretijck contra Jeronimus van Serooskerke, heer van Mormont, Welland, Aelst. In een geschil tussen partijen over de verkoop van land onder Ossendrecht, beslisten arbiters dat verweerder aan eiser 2200 gld moest betalen minus hetgeen hierop al betaald was. Eiser zou verweerder alle acties die hem uit hoofde van dit land toekwamen, cederen. Bij nadere interpretatie van de sententie bepaalden de arbiters dat slechts de acties die bedoeld waren die eiser vanwege 100 gemeten land die zekere mr Jacob van der Beke en Adriaen van Goorle op hun eigen kosten voor hem zouden bedijken; en dus niet vanwege de andere 100 gemeten die van der Beke en van Goorle zouden mogen behouden volgens afspraak, wanneer zij het gehele gebied van 200 gemeten zouden hebben bedijkt, volgens contract met eiser dd 1552-01-27. Aanwezig: a) sententie door arbiters (raadsheren in de Grote Raad) uitgesproken (geen datum genoemd), b) interpretatie dd 1556-11-12 door dezelfden aan de voorgaande arbitrale uitspraak gegeven
1541-1566 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 580
Jaartallenindex
de erfgenamen van Catherina Jansdochter, weduwe Dirck Michielsz, contra Anna Rutgersdochter, weduwe Joost Gerritsz coerncoper. Anna Rutgersdochter daagde Catharina Jansdochter voor het gerecht van Delft en eiste levering van 4 morgen land te Hoogeveen [of Nieuwveen, nu onder Nootdorp] in het Langhe lant, die haar man in 1539 van Catharina had gekocht. Bij gebreke van levering eist zij 300 gld als schadevergoeding. Catharina antwoordde dat zij niet het land had verkocht, maar slechts de actie die zij daarop had. Mr. Jan van Uuijtrecht die land had dat gemeen lag met dat van haar, beweerde nl recht van voorcoop te hebben. Toen Catharina voor het gerecht van Nootdorp aan Anna Rutgersdochter wilde leveren, diende mr Jan een eis tot naasting in, die hem op 1540-01-20 werd toegewezen door het gerecht. Catharina ging hierop in appel bij het Hof van Holland. Bij het gerecht van Delft bood Catherina aan het land te leveren zoals Joost Gerritsz het gekocht had, dus met de querle van mr Jan van Utrecht, of te leveren na het einde van het proces tussen haar en mr Jan, of de koopovereenkomst te ontbinden. Schepenen van Delft beslisten op 1542-12-23 dat Catharina met dit aanbod kon volstaan. Later sloot Catharina met de erfgenamen van de inmiddels overleden Jan van Utrecht, waarbij deze het land kregen voor een jaarlijkse rente. Toen Anna dit hoorde, daagde zij Catharina voor het gerecht van Delft over levering van de grond. Zij werd door schepenen niet ontvankelijk verklaard (1556-02-15) en ging in appel bij het Hof. Op 1564-04-29 besliste het Hof ten gunste van verweerster. Intussen was Catharina overleden. Haar erfgenamen gingen in appel bij de Grote Raad (vgl 1523-02-06, 1539-12-03, 1542-05-31, 1544-05-31, 1555-01-14, 1555-08-15, 1560-03-02, 1564-08-26)
1554 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 500
Jaartallenindex
Willem Thonisz voor zijn vrouw Maritgen, dochter van Gommaer Florisz en diens andere kinderen en erfgenamen; Anna Fransdochter weduwe van Gommaer Florisz en haar zuster Margriete Fransdochter, gevoegden, contra Lucie Cornelisdochter, weduwe van Hubrecht Henricsz, van Delft. Lucie Cornelisdochter had Gommaer Florisz, die optrad voor zijn vrouw Anna en haar zuster Margriete voor het gerecht van Delft gedaagd in een geschil over de nalatenschap van Jan Aelbrechtsz, oom van Anna en Margaretha. Lucie Cornelisdochter was de dochter van Maritgen, vrouw van Jan Aelbrechtsz. Schepenen van Delft beslisten dat Gommaer rekenschap over het beheer van de nalatenschap moest afleggen. Dit vonnis werd echter door het Hof van Holland op 1554-06-06 vernietigd, waarna eisers in appel gingen bij de Grote Raad. Bij request civile vroegen zij enkele bekentenissen o.a. gedaan bij de scheiding en deling en de afgifte van de inventaris te mogen intrekken. Verder vroegen zij dat het accepteren van een legaat hun niet zou worden aangerekend, evenmin als het feit dat zij de erfenis niet tijdig hadden aanvaard. Zij vroegen verder toestemming om hun eis te mogen veranderen. Zij vorderden nu 400£ Holl, welke som Jan Aelbrechtsz in dertijd bij zijn huwelijk met Maritgen, moeder van eiseres, had aangebracht en die Maritgen aan Lucie Cornelisdochter of haar man had gegeven; bovendien levering van inventaris van alle goederen en vorderingen door Jan Aelbrechtsz of Maritgen gedurende hun huwelijk verkregen en door Jan Aelbrechtsz nagelaten; scheiding en deling hiervan plus de helft van de vruchten. Dit met aftrek van wat zij bij legaat ontvangen hadden en de helft van de schulden (vgl 1503-11-29, 1512-08-03, 1513-02-15, 1514-12-05, 1518-06-01, 1519-12-13, 1526-10-09)