11 resultaten
Haeften, van | 1446-09-28
Navorscher jg 1879 p 536/Dodt van Flensburg Arch V p 211
Achternamenindex
de magistraat van Utrecht besloot dat Aleid van Haeften 2 jaren buiten de stad moest blijven en daarenboven aan de stad een boete van 3000 stenen zou geven "omdat si enen priester in oneere enen doeck, daer menschenquaet in gebonden was, tot enen clienoot gesent heeft"
1513-04-22 | Bergen (NH)
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl III dossier 246
Jaartallenindex
de inwoners van Bergen, die goed in Zuid Wimmenum hadden, betaalden hiervoor schot e.a. rechten aan de magistraat [??] van Wimmenum. Op zekere dag besloot de magistraat van Bergen deze rechten voor zijn onderdanen te betalen. Dit werd aan de magistraat van Wimmenum per deurwaarder meegedeeld. Zij gingen in beroep (sententie)
…. |
Evert van Manen en Ben Speet: Haarlem 1543, Hfdst I p 1, 2; Beka ed. Bruch p 219-224; Hamaer II p 224
Haarlem Algemeen
beschrijving van de muren van de stad Haarlem (tekst niet overgenomen). Noot: de naam oud Haarlem komt voor het eerst voor in de grafelijkheidsrekening van 1345 [niet 1543 !]: item Dieric Goedman van een acker bi oude Haarlem (Hamaer II p 224). De naam Bakenes verschijnt eerst in 1360. Het stadsbestuur besloot eind 14e eeuw tot een uitleg (van de muren) over te gaan. in 1404 waren de Kamp en het Heilige Land in het zuiden reeds ommuurd (Cartul St Jan III no 794)
1495-08-21 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl I dossier 142/2
Jaartallenindex
sententie van de Grote Raad van Mechelen (802.97): Jan van Diemen, Dirck Claesz e.a. uit Amsterdam contra Magistraat van Haarlem. In een statenvergadering van Holland besloot men in 1491 in verband met de Vlaamse opstand de visserij te beschermen. De kosten van de daartoe benodigde oorlogschepen zouden worden omgeslagen over de gevangen vis en andere goederen (last- en pondgeld). Blijkbaar maakten de andere steden, in afwezigheid van Haarlem, nadere financiële afspraken met eisers [vermoedelijk reders en kapiteins]. Eisers lieten daarna voor de omgeslagen kosten - voor Haarlem 400 R gld via het Hof van Holland beslag leggen. Zekere Clais Co[u]rf, schout van Haarlem, werd gedwongen een schuld aan Haarlem ter hoogte van het gevorderde bedrag aan eisers te voldoen . Haarlem ging hiervan in appel. Evenmin als Dordrecht en Gorcum achtte de stad zich niet door het meerderheids besluit gebonden. Uit deze kwestie kwamen nog andere geschillen voort (vgl sententie 802.62 dd 1494-10-03 en 802-77 dd 1495-02-06)
Claes Gysbertsz | 1550-01-17
Ons Voorgeslacht 07-1988 p 322
Voornamenindex
leen van Vianen: no 709) 2 morgen gemeen in een viertel in Outena, Gysbert Gysbert Dircsz na dode van zijn vader, bij verzuim; 1560-03-12: Pieter Streng voor Claes Gysbertsz na dode van zijn broer Gysbert Gysbertsz; 1569: Claes Gysbertsz te Vianen, het leen is 10£ per jaar waard; 1582-08-25: Claes Gysbertsz, burgemeester van Vianen, is bij loting met Nelletje, weduwe van Jacob Lauwenz de westzijde toegewezen, die is besloot; 1612-11-28: Dirc Meeusz na overdracht door Claes Gysbertsz, belend boven: de leenman
1558-11-23 |
R.A.H. Coll Aanw 261 fol 238, 276v/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
Yeff Harmansdochter, huijsvrou van Jan Claesz, te Purmerend, verzoekt haar man onder curatele te stellen. Hij heeft zeven kinderen bij haar verwekt en gedraagt zich als een woesteling, bedreigt haar met een mes, vernielt de inboedel etc. Reeds tweemaal had zij het verzoek aan het Hof gedaan. Dit had tot gevolg dat het Hof besloot Jan Claesz op de Voorpoort in den Hage gevangen te zetten. Daar zij medelijden met hem had, was het niet doorgegaan. Toen was hij opnieuw begonnen. Bij een nieuw cedulleken van 4 Nov. jl. was Jan Claesz gecanseert bij Jan van den Bonckhorst (!) van een delict in de kerk van Purmerend te hebben bedreven. Hij had met een steen aan het beschot geklopt. Hij was veroordeeld deswege tot een boete. Het Hof belast Arent Thijsz te Purmerend met de curatele. Fol 276v: zij bericht aan het Hof dat de verwanten van Jan Claesz niet willen dulden dat deze onder curatele staat. Daar de benoemde curator bedreigd wordt door deze verwanten, verzoekt zij Cornelis Pietersz in zijn plaats tot curator aan te stellen, hetgeen het Hof op 1559-03-04 (1558) doet
1475-1476 (3) |
Rek Rentmeester Kennemerland no 907
Jaartallenindex
(vervolg) (fol 18v) van de tienden te Oostzaan. Een verhaal van enige bladzijden waaruit blijkt dat niemand deze tienden meer durfde pachten uit vrees voor molestatie, tevens dat de Oostzaners niet meer wilden geven dan 12 £; dat de rentmeester toen besloot de tienden zelf te doen gaderen door zijn brodige knecht Lubbert Heinricsz. Uitvoerig wordt geschilderd hoe hij dit met levensgevaar deed. Hoe hij voor allse betalen moest, hoe er nauwelijks mensen te vinden waren die het graan dorsen en vervoeren wilden. Na aftrek van alle kosten bedroeg de opbrengst 27£ 5sc waarvan ½ voor de hertog en ½ voor Jan Arysz die dat hout voor t bedienen van eenre capelrie him gegeven bij der vrouwe van Noordeloos weduwe van here Gysbrecht van Vianen. Uit het verder blijkt dat Jan Arysz te Haerlem niet tol vrij en was, want deselve stede den behoerlicken tol van al den voirs. grave minen here quitschelt; (fol 19v) van de corentienden tot Hadel, de hertog ½, de erfgenamen van Henric van Alkemade ½, Lambert Dircsz pacht de oogst van 1475 om 12£, myns heren deel 7£ 16sc, "van de voors. tiende van Hadel van Aug. 1476 waeraf de voirs. van Oestzanen ende Hadel alzoe dat al één doirp is, niet meer geven en wouden int geheele dan 6£", daarom heeft de hertog ook deze tienden doen gaderen als die van Oostzanen, 8£ 7sc
1544-1546 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 439
Jaartallenindex
klooster Mariengaerde te Monnikendam contra de magistraat van Monnikendam. Tijdens de Gelderse oorlog (1536-1543) besloot Monnikendam de stad geheel te ommuren en de vestingwerken te verbeteren. Met de eigenaars van erven op de grens van de stad moesten regelingen getroffen worden. Tot deze grensbewoners behoorden de Tertiarissen van het klooster Mariengaarde, welk klooster een brouwerij had, die zich buiten de geplande ring van de omwalling uitstrekte. Toen hierover [!] een oplossing werd bereikt, kwam men tevens overeen dat het klooster een schutting met een poortje zou afbreken, welke de vrije omgang op de strook direct binnen de veste belemmerde. Toen het klooster de (voorgegeven !) overeenkomst niet nakwam, liet de magistraat de schutting door de schutterij afbreken, er zou daarbij geweld gebruikt zijn. De zusters meenden nu van de noodzakelijke beslotenheid te zijn beroofd. Het Hof van Holland gaf hun een mandament in cas van ....... (onleesbaar). Tevens vorderden zij de heropening van een gracht, die naar zij zeiden, onontbeerlijk was voor de aanvoer van noodzakelijke levensbehoeften; van het water eruit moest de brouwerij draaien. De magistraat had de gracht bij de veste doen afdammen. Bij interlocutoire sententie (1544-06-17) werd de magistraat veroordeeld de schutting te herbouwen en de waterpoort te heropenen. Aan het eerste bevel gaf men gehoor, van het tweede ging men in appel bij de Grote Raad, waar men zich erop beriep dat het hier een stadsgracht betrof. De Grote Raad vernietigde het vonnis en gaf het Hof opdracht beide zaken tesamen te behandelen. Door tussenkomst van commissarissen van het Hof werd tussen partijen een regeling tot stand gebracht betreffende het openen van de poort in de schutting in tijd van nood
1542-02-23 |
R.A.H. Coll Aanw 122 Caput Kennemerland fol 52-54v
Jaartallenindex
Frans van Nyenrode, Raad ordinaris van den Hove van Utrecht, verzoekt aan stadhouder en leenmannen van Holland, uyt crachte van zekere brieven van procuratie irrevocabele bij vrouwe Josyna van Schagen, gepasseerd op enkele inwoners van Utrecht, belening met: 1) het huijs te Velsen met alsulke goede, erven en heerlijcheden als daertoe behoort en den tienden daaromme gelegen, 2) daartoe 7 cronen per jaar, gelegen over in Waterland, 3) 40 morgen landts gelegen in Cameryck, belend boven: Jan Willemsz, beneden: Jan Heyndrick, 4) 1½ hoeve lands in Portengen [Berteneghem !], waarvan de ene hoeve belend boven: Jan van der Haer Dircsz en zijn broer Geryt van der Mije, beneden: Gerrit Dircsz en zijn medewerkers, en de andere halve hoeve belend boven: die van Nyenrode. Overmits weigering van belening door joncker Willem Turck als besitter der hofstede van Nyenrode. Na lange deliberatie over deze zaak besloot men Frans te doen belenen met no 1 en 2, daar men die altijd van de grafelijkheid gehouden heeft tot een goed onversterfelijk erfleen. Voor de rest was wijlen Gysbrecht van Nyenrode door de grafelijkheid ten rechten leen beleend met: 1) een hoeve land in Breukelen in der heren gerecht van St Marie, 2) 4 morgen in Merselrekerspel, 3) 2 hoeven land in Camerik in het gerecht van de heer van Abcoude, 4) een hoeve land in Bertengen in het gerecht van Jacob van der Aa, 5) ½ hoeve in Bertengen in idem. Deze landen zijn na dode van Gysbrecht van Nyenroede, die zonder descendenten stierf, nooit verheven geweest, dus aan de grafelijkheid verstorven. Na informatie vermoedt men dat deze begrepen zijn in de percelen van landen waarmede Frans van Nyenrode beleend wil worden. Belening wordt hem dus geweigerd (vgl 1542-02-19, 1542-02-23)
present: mr Joost Sasbout, mr Willem Willemsz, Jacob de jonge heer tot Baardwyk, Vincent Dammas, heer Zegelyn van Alveringen, heer tot Hofwegen, ridder, al meesters van de rekeninge in den Hage, Heyman van den Ketel, auditeur van de rekencamer, present: C. Barthouts. Enkele burgers van Utrecht: mr Jan Philipsz, Jan Isbrantsz Fox, Frans de Haas, Robbrecht Reyersz, Joost Gerritsz en Gysbrecht Ghysbrechtsz
1539-1540 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 429
Jaartallenindex
Alyt Ghysbertsdochter, weduwe Cornelis de Vlaminck, wonende te Amsterdam, en haar kinderen (zowel eisers als verweerders) contra Wessel Vogel, waard in de Sterre te Amsterdam, in de Warmoesstraat, als eiser en verweerder. Aan de Warmoesstraat (Kerkstraat) lagen twee huizen, het ene, de herberg "de Sterre", behoorde aan Wessel Vogel, het andere aan de weduwe Cornelis de Vlaminck c.s. Op het erf van de Sterre langs het Damrak lag een dwarshuis dat beneden gedeeltelijk gebruikt werd door de eigenaar van de Sterre, het bovendeel en een stuk van het benedenhuis door eisers. Langs de muur van het huis van eisers waren enige privaten gebouwd die door een galerij met de Sterre waren verbonden. Toen de muur begon te scheuren, eiste de weduwe van Cornelis de Vlaminck dat Wessel de privaten zou afbreken, zij daagde hem hiertoe voor het Hof van Holland. Daar stelde Wessel dat het scheuren veroorzaakt werd door het feit dat de weduwe teveel graan en bieren in haar huis had opgeslagen. Het Hof stelde Wessel in het gelijk. Hierop besloot de weduwe het dwarshuis af te breken en te herbouwen. Zij was van plan er een opslagplaats van te maken en wilde het daarom hoger bouwen. Wessel stelde dat hem dan aan de achterzijde van zijn huis alle licht benomen zou worden, waardoor deze kamers niet meer door gasten gebruikt zouden kunnen worden. Toen het dwarshuis reeds ten dele afgebroken was, eiste hij staking van de afbraak en verbod om hoger te bouwen. Het gerecht van Amsterdam besliste dat het dwarshuis wel afgebroken mocht worden, maar niet hoger herbouwd (1540). Beide partijen in beroep, Alyd tegen de hoogtebeperking, Wessel tegen de afbraak. Hij beriep zich op een koopakte van 1458-05-16. De weduwe beriep zich op een koopakte dd 1436-12-11. Het Hof stelde de weduwe in het gelijk, Wessel ging in beroep bij de Grote Raad; 1539-12-11: schepenregister Amsterdam. Verklaring door Wessel Vogel: hij waarschuwt de aanwezige Lysbeth Cornelisdochter, dochter van en optredend namens haar moeder Alyd Ghysbertsdochter, dat deze haar dwarshuis bij haar huis in de Warmoesstraat niet mag vertimmeren, zonder overleg met hem te plegen; 1540-02-08: notaris Reyer van Alkmaar instrumenteert in Amsterdam betrefende de appellatie van Ghysbert Cornelisz Vlaming [één van de erfgenamen die samen met Alyd procedeerde], die namens de anderen optreedt