1 resultaten
1508-08-02 |
Kroniek Hist Gen jg 1846 p 261-267, 206/Arch 5 Kapittels Utrecht
Jaartallenindex
Heynrick die bastaart van Nyenrode klaagt aan de Staten van Utrecht over het uitvoeren van zijn paarden door de Gelderschen "die een reysie voor ende die ander reysse na becomen hebben" en hem voor vijand houden, omdat de Bourgondischen zijn huis ingenomen hebben. Gedaen op het huis te Abcoude. Op 23 Aug d.a.v. klaagt Karel hertog van Gelre bij de Staten van Utrecht dat men hem over het uitvoeren van 8 of 10 paarden door de Gelderschen ten nadele van Henrick de bastaard van Nyenrode "zoo hard verdedingen will", daar aan hem huis, hof en goed door de Bourgondischen zijn ontnomen, en de Gelderschen dagelijks uit het huis van Nyenrode worden aangetast en beschadigd. Op 24 Aug. d.a.v. verzoekt Henrick aan de bisschop van Utrecht hem behulpzaam te zijn met het terugkrijgen van de hem ontnomen paarden. De bisschop verzoekt aan de Staten van Utrecht om hem daarbij behulpzaam te zijn. Op 22 Oct verzoekt Henrick aan de Staten te bewerken dat hij in het bezit van zijn huis worde hersteld. Hij bericht dat hij met veel moeite Floris van Ysselsteyn bewogen heeft, om deszelfs kapitein Heinrich Prijcs naar den Haag te zenden, ten einde betaling te erlangen voor hem en deszelfs knechten. Hij klaagt dat zijn huisvrouw op weg naar de stad Utrecht, door de Gelderschen van al haar goed is berooft, en verzoekt hulp en raad in deze, gedaen huis te Abcoude. De bisschop meldt dat hij aan bovenstaand verzoek gevolg heeft gegeven. Op 1 Nov. bericht Henrick van Nyenrode aan de Staten van Utrecht dat hij zijn huis heeft terug bekomen, en verzoekt te mogen weten hoe hij zich verder als een goed Stichtsch man moet gedragen