1 resultaten
1504-11-04 |
Kroniek Hist Gen jg 1846 p 191, 192/Arch 5 Kapittels Utrecht
Jaartallenindex
Karel hertog van Gelre herinnert de Staten van Utrecht aan de vroeger tussen de aartshertog van Osstenrijk en hem gemaakte verdragen in welke o.a. een artikel voorkomt, dat hij zijn huis en burg Oijen met de heerlijkheid en toebehoren in handen van Frederik van Baden, bissschop van Utrecht, als sequester stellen zou. Dat hij, toen de vrede tussen Oostenrijk en Gelre weer verbroken werd, vruchteloos dien burg van de bisschop afgevorderd heeft die "niet aendenckende syne hoichlaifften eer, segel noch brieven" hem nu die burg afhandig gemaakt en in svyands handen gesteld heeft. "Woe furstlich, eerlich, billich en behoirlich" hij (!) , dien hij niet alleen dien burg, maar veel meer had toevertrouwd, in deze heeft gehandeld "willen die Staten woell ende duechtlich bedencken dat serve (?) wij nyet en hebben willen onverkundicht laten zyn". Gedaen te Arnhem. Hierbij legt hij de volgende afschriften over: 1) de 2 genoemde artikelen uit het bestand, 2) de brief dd 1504-02-05 waarbij de bisschop aan de hertog van Gelre meedeelt het aanbod van Philips aartshertog van Oostenrijk, betreffende de teruggave van de burg, 3) de brief dd 1504-01-23 waarin Philips voorn. den bisschop gelast de burg niet in handen van de hertog van Gelre te stellen, maar dezelve strengelijk te doen bewaken, 4) de brief dd 1504-09-29 waarbij de hertog bij de bisschop aandringt op teruggave van de burg, 5) de brief dd 1498-04-28 waarbij de bisschop zich verhoudt de burg Oyen volgens de in het bestand genoemde voorwaarden te bewaren