10 resultaten

Swieten, van | 1492

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 140
Achternamenindex

Dirk van Zwieten, baljuw van Gooiland, oorlogsschepen door hem uitgerust, kaapten schepen op de Zuiderzee en brachten deze te Muiden binnen

Keulen, van | 1474

Kerkelijke Rek Haarlem 1474 fol 19
Achternamenindex

Herman van Keulen, woont te Kampen, levert aan de kerk te Haarlem 24100 middelsteen op den 22e dach van Sul, ende dese steen brachten Thys Gerritsz en Jacob Dublez; hierop betaelt van vracht van elx dusent 5 st en 1 oort; ontfaen van Harman van Colen … mytvoeste voet [?] 19000 middelsteyn

Alphen, van | 1485-09-01

Sententien Hof van Holland dl 1781,1783
Achternamenindex

castelein, schout, burgemeesters, schepenen etc van Purmerende en ook enige particuliere personen aldaar zijn bij het Hof van Holland in submissie ontvangen ter cause van dat zij Jan van Alphen binnen het dorp Oistzanden vingen en gevangen brachten op het huis en slot van Purmerende, waar zij hem gevangen hielden, hoewel zij het feit buiten hun jurisdictie gepleegd hadden. Het hof absolveert genoemde personen van dit feit

Poelgeest, van | 1395-1396

Rek Baljuw Rijnland fol 9v, p 74
Achternamenindex

"item soo reed die baljuw tot Alfen met Dirc van Zwieten en Dirk van Poelgeest als om Jacob van der Loet van den kerkhove te nemen van dat hi Ysbrand Willemsz doodgestoken had over rechten after kintsvrede"; het duurde 5 dagen voordat dit lukte en intussen verteerde Dirc van Zwieten met z'n vieren en Dirc van Poelgeest met z'n achten, de baljuw met 7 man, 16 £; Dirc van Swieten en Dirc van Brederode brachten Jacob van Loet vervolgens naar den Haag

1531-08-03 |

R.A.H. Coll Aanw 119 Caput Amstelland, Gooiland, Waterland, Zeevang fol 29, fol 40-43v
Jaartallenindex

Karel oorkondt dat wij hebben ontfangen de ootmoedige supplicatie van burgemeesters, regeerders en Raad van Amsterdamme, inhoudende hoe dat over 30 jaren proces is geweest tussen de heer van Brederode, eyser, als ambachtsheer van Amsterveen, ter eenre, en Amsterdam ter andere zijde. De eiser had gesteld dat Amsterdam hem hinderde in zijn possessie, de limieten en einden daarvan verminderde, de wegen, waterwegen, dyken en kaden onder hun bedwang brachten. Muren, vesten en poorten op zijn gebied plaatste. Schouw en jurisdictie pleegde buiten zijn consent. Dat alle geschillen nu opgelost zijn door de verkoop van de ambachtsheerlijkheid of heerlijkheden van Amsterveen, Slooten, Slooterdyck en Oosdorp, tegen vestiging van een rente van 560£ op deze goederen. Zij verzoeken octrooi voor de vestiging van deze rente en het leen te verheffen op naam van Heyman Jacobsz. De stad zal hiervoor aan de grafelijkheid jaarlijks 25 gouden Kar gld betalen, losbaar den penning 20. De grafelijkheid zal het leen aan zich mogen trekken [afkopen] tegen 3000 gld van 40 gr; fol 40-43v: hetzelfde verzoek tot vestiging van een eeuwige erfelijk onlosbare rente van 560£ op de stede van Amsterdam, op de naam van Heyman Jacobsz, onder verband van de voors. ambachtsheerlijkheden (vgl 1529-06-17 en 1531-10-09)

Brauw | 1343

Rek rentmeester Kennemerland p 324
Achternamenindex

rekening rentmeester Kennemerland: ontvangen van zeevonde bi Jacob Wugher en bi Wouter Bonekijn: - Claes Braew van wracke dat quam in die Wyc 8 sc; item Claes Braew van ene cabel 32 d, van wrac 8 sc; uitgegeven bij Jacob Wugher en Claes Braewen, zeehoeders, van 22 pytsen loets, die an quamen ter Wijc, van twee waghene diet uter zee voerden an die Wyc 3 sc.; - uitgegeven bi Claes Braeu van een vat harinx, dat an quam ter Wijc, denghenen diet te lande brachten 5 sc; - uitgegeven an clederen: - aen Claes Braeu van den zeevont te verwaren in die Wyc van enen rocke 19 sc 3 d

1425-03-19~ | Sandoel

Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 II fol 93v/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex

schepenen in St Gheerdenberg oorkonden dat voor ons zyn comen Willem die Weent als een rechter in den ambacht van Raemsdonck en met hem heemraders in den ambacht voirs, en brachten ons aan en kenden by haren eede dat voer hem was comen tot haerre vierschaer Henric Venedauwe Claisz en gaf op met een vrye gifte Pieter Boelen een hoet goet custbaer rogge sjaers erfpacht op alle alzulke goede en erve als zijn vader Claes Venedau in den voirs. ambacht hadde in t lest van sinen live. Ende noch gaf hem op in der selver vierschaar met enen verghijenissen 10 schell Holl sjaers na chyns die Henrick voors. hadde op 9 gherden lants gelegen in een weer lants, geheten Lodders weer in den ambacht voirs, daer die H. Geest in den ambacht van Raemsdonck 10 schell Holl sjaars voorchyns op heeft. Item so kenden die heemraders voirn. dat dien coop van die hoet rogs sjaars en van den 10 schell. nachyns voirs. daeraf gecondicht waert des Sondachs na halfvasten op St Gheerdendach l.l. in t openbaar onder die hoechmisse binnen der kercken in denselven ambacht als recht is. Ende Henric belooft Pieter Poelen [!] voirs. vrijwaring. Behoudelic die 10 schell Holl sjaars voorchyns haar recht. Bezegeld 1425, des Dinxdages na St Gheerdendach op 19 Maart (fiche zonder datum)

Godschalc Banninc Jansz, Arnt molener Jansz, Jacob Noeij en Aernt Everdey, schepenen; Willem die Weent, rechter, Jan die Jode, Martyn die Ramme, Willem Jan Hubrechtsz en Herman Jansz, heemraders

1420 (3) |

Thesauriersrekening Haarlem 176
Haarlem Algemeen

(vervolg) (fol 43) van afterstallen: Dirc Spiker Symon Hughenz van den Hamburger bier brect nog aan 9 £ 6sc 8d [overgenomen in klapper]; (fol 53) Claes van Huessen, Ysbrand van Scoten en Dirc van Huessen tot Egmond gesent etc; (fol 59) uitgave: Gheryt Louwenz mit sinen geselle die eerste voirwerde te houden omtrent Manpat geven 8 sc; (fol 62) uitgave: Florys Symonsz, Dirc v. Huessen, Meynert Claesz en Gheryt van Zantvoert naar Amsterdam gezonden; (fol 72) voeren in t heer voer Leyden: Ghiseberecht v. Noortich, burgermeester, Willem Wolfertsz, Willem v. Zaenden, Floris Symonsz, Meynert Claesz, Jan Pieter Rengersz en Jan Willemsz v. Scoten om te spreken met minen here; (fol 72v) tot Brederode gesent here Jan v. Scoten, Willem Doevenz, Wouter Andriesz en Jan Willemsz v. Scoten. Zij brachten het antwoort van jonker Willem van Brederode weer naar de stad; (fol 73v) in der wake snacht verdronken opten huse bi den gerecht: Ghisebrecht v. Noortichs wake, Jan van Bakenes, Jan Jacobsz, Dirc v. Huessen, Claes Selander, Gheryt van Santvoirt en Jan van Bekensteyn; des Woensdags na St Valent. Jan van Bekensteyn en Dirc van Huessen voeren ter Goude ter dachvaert; te midvasten Herper van Friest, Claes Zelander, burgemeesters, Egbrecht Eijlertsz, Jan van Bekensteyn, schepen, Bertout v. Assendelft, Pieter Gherytsz v. Bennenbroec, Gheryt v. Santvoert op een dachvaert te Dordrecht (fol 75v); Jan van Yselsteyn gesent tot A'dam om bussen te copen; Wouter Puer gesent van Aemmelgaers wegen mitter stede brief; Dirc Jan Berensz, clerc 9 (fol 76v); Dirc v. Santen en Jan van Santen te A'dam , Claes Spiker geven van pylen ende van syn loon 8sc, Jan Gherytsz van Loo van 600 pylscaften (fol 80)

1516-1537 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 409, dossier 243 (sententies 1516-05-10, 1526-12-01)
Jaartallenindex

op 1507-01-04 verkochten Jacob Jacobsz x Sibilla van Soutelande Gillisdochter haar broer Willem van Soutelande Gillisz, Willem van Crompvliet, broer van Jacob Jacobsz en Jan van Zevender een rente van 300 £ per jaar aan Aleid van Kyfhoek, voor 4800 £ (willige condemnatie van het Hof). Onderpand: hun onroerende goederen. Uit de sententie van de Grote Raad dd 1516-05-10 blijkt dat Willem van Zoutelande, Willem van Crompvliet en Jan van Zevender borgen waren, en dat Jacob Jacobsz en Sibilla hun beloofd hadden hen deswege kost en schadeloos te houden. De rente werd eerst betaald door Jacob Jacobsz en zijn vrouw Sibille. Na hun dood werd haar broer, vader van de eiser (mr Gillis van Soutelande) aangesproken. Hij had echter de erfenis van Sibille onder beneficie van inventaris. Toen hij de termijn van 1512 niet betaald had, gaf het Hof lin 1516 verlof tot executie tbv Alyd van Kyfhoeck. Intussen had Willem van Zoutelande, en na diens dood zijn zoon, geprocedeerd tegen Willem van Crompvliet, broer van Jacob Jacobsz. De Grote Raad beval 1516-05-10 dat de goederen van Jacob Jacobsz, voor zover Willem Crompvliet die aanvaard had, verkocht zouden worden. Brachten deze onvoldoende op dan zouden ook de goederen van Sibilla verkocht worden. Wat dan overbleef, zou aan Willem van Soutelande komen. Bij een tekort zou alleen Willem van Crompvliet aansprakelijk zijn. Voor de afwikkeling overleed Willem van Soutelande en kort daarna Willem van Crompvliet. Gillis van Soutelande, die zijn vader opvolgde, vroeg eveneens de goederen van Sibilla onder beneficie van inventaris te mogen aanvaarden. Dit werd geweigerd. Met consent van Alyd van Kyfhoek loste hij een deel van de koopsom af. Gillis begon nu een proces tegen de Proc. Gen. en de crediteuren van Willem van Crompvliet. Bij sententie dd 1518-02-05 besliste de Grote Raad dat Gillis van Soutelande als de opbrengst van de goederen van Jacob Jacobsz en Sibille onvoldoende was, hij verhaal zou mogen zoeken op de nagel.. ten goederen van Willem van Crompvliet, echter slechts gedurende ½ jaar. Dit lukte niet. Ook werden zijn rek. en inv. door de Grote Raad niet geaccepteerd en 1526-12-01 ondeugdelijk verklaard. Openbare verkoop bevolen van de goederen van Willem van Souteland. Dit proces eindigde 1521-03-12, doch voordien had mr Gillis bij het Hof vernietiging van de koop gevraagd. Aleid van Kyfhoek wilde in 1525 opnieuw executeren. Eiser in appel bij de Grote Raad. Eindigde met schikking. Toen eiser in 1528 weer niet betaalde, werden hem toebehorende goederen geexecuteerd. In 1530 overleed Aleid en haar erven zetten het proces voort. Het Hof van Holland verklaarde de eiser niet ontvankelijk in zijn eis tot nietigverklaring van de koop, 1537-02-19

1517-02-21 (1516) |

A.R.A. 490 no 227/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex

Kathryne Mertensdochter, weduwe Willem de Canter, appellante van seeckere vonnisse gewesen bij den gerecht van Amsterdam contra Pieter Aelbrechtsz Bosch als voogd van zijn huisvrouw, allegerende de appellante dat wijlen Willem Canter tot een huysvrouwe gehadt hadde Wendelmoet Dirixdochter ende daarbij gecregen 3 kinderen dair die gedaichde een of getrouwt heeft, ende hadde dieselve kinderen voldaen van haere moederlycks ende onder andere bewesen die helft van een huis en erve staende binnen der stede van Amsterdam buyten die Warmoespoert. Dat Willem daarna met appellante getrouwd was en op het erf een schoon brouwerije getimmerd had bij wille weten en consent van zijn voorkinderen en hun voogden, zonder contradictie. Dat een costume van Amsterdam zegt, dat indien dit met consent gebeurd is, dat dan de bouwer het erf betalen sal tot burenschattinge. Dat Willem daarna overleden is, vijf kinderen nalatende bij appellant. Deze kinderen brachten in al de goederen die in het sterfhuis waren bij het overlijden en ondere t voors. half huys ende erve mittie brouwerye, geextimeert 3£ gr Vlaems, en naderhant dieselve voorkinderen ende nakinderen bij consente van huere voochden uytgecoft vuyt die voors. goeden voor 2812 Rins gld current, daermede die voors. gedaichde in den name van zijn huysvrouw wel te vreden is geweest ende hadde dairop ontfangen 200 R gld, appellante was gebleven in t voirs huys, betalende de voorkinderen van huer helft jaerlycx over huyer 10£ gr Vls. En zekere tijd geleden had de gedaagde mit die Dirck Cornelisz die oick getrouwt hadde een dochter van den voorsz. Willem, begeert te comen woenen int voors. huys op zijn helft. Het gerecht van Amsterdam deed uitspraak hierin en verklaarde dat de gedaagde in een ander perceel moest gaan wonen. Appellante bleef in het huis; daarna was gedaagde in appel gegaan voor het gerecht van Amsterdam. In appel werd gedaagde in het gelijk gesteld. Appellante ging in appel bij het Hof. Gedaagde werd na dat na de bewijzing door Willem Canter aan zijn 3 voorkinderen gedaen van de helft van het huis, een van deze, nl Aelbert overleden was, zoodat gedaagde in naam van zijn huisvrouw en als transport hebbende van zijn huysvrouws zuster man hadde doen versouken op zijn helft mitten appellante inne te woenen ende alsoe t voors. huijs te gebruycken, t welck appellant weygerende was, waarop hij een vonnis van het gerecht van Amsterdam te zijnen voordeele verkreeg, en dat appellante wel wist toen de brouwerij gebouwd werd, dat de helft van het huis en erve den gedaagde's huisvrouw en haere evenknyen toebehoerde. Het Hof verklaart het vonnis van Amsterdam kwalijk gewezen, en dat gedaagde geen recht heeft op de brouwerij, maar dat deze aan appellante toebehoort, wel verstaende dat zij gehouden sal zijn te betalen de rechte waerde an de helfte van den erve daer de brouwery op staet. Voorts dat de gedaagde sal mogen commen op zijn helft woenen int voors. gemeen huys ende dair blijven woenen indien partijen accorderen. Indien partyen echter hieromtrent niet accorderen, zullen partijen gehouden wesen malcanderen t voors. huys te setten, te gheven of te nemen of vuyter gemeene handt tselve te vercoopen