1 resultaten
1543-09-18 (II) |
Arch Marquette 1106/Cartul Assumburg no 339, 340
Jaartallenindex
(vervolg) die erffgenamen van wijlen Claes Corff hebben van den voorsaeten van den keyser die visscherije van den sluyse geheeten die Quaeckelbrugge, gelegen binnen der stede van Alcmaer, ende hoewel dieselve sluyse zeer lange tochten heeft als die corte vaert ende die lange vaert, coemende vuyte Bergermeer, daer den ael oeck van daen coemet, die niemandt en mach bevisschen zoe en mach oick niemandt visschen in de voors. Bergermeer, zoe verre den van van Alcmaer daerinne streckende is, twelck meer beloept dan 600 roeden an beyde zijden van de voors. lange wael. Vrou Jacob van Beyeren, hier voortijts gravinne van Hollandt, heeft hier den erffgenamen van Hillebrant den Otter vuytgegeven de visscherije van de sluyse tot Edam, ende alsoe de palinck ofte ael coempt vuyte Purmer, loopende nae der Zuyderzee, zoe en mach niemandt in de haven van Eedam visschen, die nochtans bewesten die sluysen meer dan 50 roeden lanck is, ende buyten de voors. haven in de Purmer en mach niemandt visschen op 100 roeden nae. Die Keys. Maj. heeft noch een visscherije gehieten die sluyse van Ilpensloet, leggende bij Diemen, ende alsoe den ael ende palinck vuyte Diemermeer compt nae de Ye welcke Diemermeer zeer groot ende lanck is, zoe en mach men nochtans in de Diemermeer voors. niet visschen, noch in haar tochten repsonderende totte voors. sluyse ende buyten dycx in de Ye en mach men niet visschen op 60 roeden nae die voors. sluyse. Die Graeve van Egmondt heeft in pacht van de grafelijkheid van Hollant een visscherij geheeten de Weer, leggende tusschen de Beemster ende tusschen de Purmer, ende wandt de ael ofte palinck coempt vuyte Beemstel, die int rondt groet is omtrent 7 mijlen, zoe en mach niemant van de tochte van de voors. sluyse off lanck omtrent 400 roeden in de Beeste visschen tot Necke voert int zuyder lanck 500 roeden ende int noorden van de voors. tochte tot Dreyoert nae Caedijck op 400 roeden nae, ende is dese visscherije van den Weer die aldercostelicxste visscherie van palinck te vangen die in Hollandt leyt, naest die visscherijen ende sluysen van Sparendam. Tis nu zoe dat hertog Albrecht van Beyeren als grave van Holland in den jare 1400 de hooge heerlicheyt van Assendelft met allen zijnen toebehoeren ende onder andere meede dese visscherye van de Crommenye gehieten den Nyeuwendam in medegave met zijn natuerlicke dochter, genoemd vrou Natalie te huwelicke gegeven heeft heeren Barthout van Assendelft, ridder, die daer te vooren alleenlicke als oick ieder zijne voorsaeten beseten hadden die ambochtsheerlicheit van Assendelft, te versterven op zijn nacomelingen, zoodat de heer van Assendelft deze visscherij steeds rustig bezaten, totdat kort geleden Frederick Pietersz, Heynrick Dirck Maertijnsz, Gerijt Baertsz, Pieter Jacobsz, Pouwels Claesz en meer anderen, zonder eenig recht gevischt hebben in de tochten van de voors. visscherije als in de Gouwe sloet ende in de Stierop, immers recht voor de Crommenye, in zulken schijn dat den ael ofte palinck coemmende vuyte Stammeer ende vuyte Lange Meer zulcx belet ende gevangen wordtdatse totte voors. visscherije niet en mach coemen, waardoor suppl. visscherij geheel te niet dreigt te gaan. Het Hof verbiedt vervolgens het visschen in genoemde tochten