8 resultaten

Lyscap | 1363-08-25

Bijdr Gesch Noordbrabant II p 578/Arch 's Hertogenbosch
Achternamenindex

conventie tussen Gyselbert Lyscap en Gerard Schilder wegens servituten en lasten op de aangrenzende huizen, staande op de Markt te 's Hertogenbosch

Schilder | 1363-08-25

Bijdr Gesch Noordbrabant II p 578/Arch 's Hertogenbosch
Achternamenindex

conventie tussen Gyselbert Lyscap en Gerard Schilder wegens servituten en lasten op de aangrenzende huizen, staande op de Markt te 's Hertogenbosch

1516-07-15 |

A.R.A. 490 no 73/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex

Willem Billognert als man en voogd van jufrouwe Mathye van Bouschuysen Jansdochter, weduwe van Raesse van Haemstede ende van Moermont Floryszoen, eischer in conventie en verweerder in reconventie, contra Franchois van Haemstede, verweerder in conventie en eischer in reconventie. Eiser in conventie zegt dat wijlen Raese in zijn leven aan joufr. Mathye bij douarie zekere renten vermaakt had, gehypothequeert op diverse goederen, welke renten over de jaren 1510, 1511 en 1512, groot 70 Rinse gld per jaar, niet betaald waren. Voorts dat Franchois voorn in 1510 verkocht en geypotekeert hadde joncfr Mathye sijn moeder de som van 12£ 10 schell groten Vls erffelicke renten. Het Hof ordonneert Franchois te gedoogen dat Willem Billignaert de voirs douarie van 70 Rins gld sjaars ontvangt uyt die mijnre helft van de leenen dairvoir geypotekeert voor zijn portie, en doet de door Franchois verleende rente van 12£ 10 schell grooten Vls teniet. Verder veroordeelt het Hof Willem om aan Franchois rekening en bewijs te doen van alzulke goederen, leenen en eygen als him bij overlijden van zijn vader Raes van Haemstede, ende oick bij overlijden van zijnen oom Jan van Haemstede voir zijn portie aengecomen en bestorven is, mogen wesen totten jare van 1510 lestleden

1488-03-13 |

Cartul Raamsdonk anno 1518 fol 142/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex

Worcum en in den lande van Altena. "Quitsceldinge Jacob Woutersz van allen compostien tussen ons gheset". Schepenen tot Wouderichem oorkonden dat Jacob Woutersz met het convent van de Sartroysen te St Geerdenberghe een compositie gemaakt had van alzulken lande als dat voirg. convent heeft liggende in den ouden polre van Woudrichem, die welke Jacob voirs. in een erfchyns van den convente ontvangen zouden hebben, dat die conventie, compositie, apositie en aanneminge van den erfthynse haere lande voirgeroert doot, teniet en van geenre weerden en is, en dat diezelve Jacob aen den voirs. lande diewelke hij in erfchyns gehad zoude hebben van den convent hem gheen rechts noch toezegghen meer aen en bekende toe hebben noch te behouden. Ende Jacob Woutersz schout dat voirs convent van die voirs conventie ende aenneminge haeren lande in erfchijns ende van alle dat Jacob tot hueden datum s briefs op den convente te segghen mochten hebben ende alle anderen die deze quitancie zellen mogen betonen daervan quyt, bedanckende hem dairvan alzo vele gueder betalinge wel vernuecht en voldaen te wesen

Danckaert Jansz en Dirc van Dockenbeeck, schepenen

1514-08-14 |

A.R.A. 488 afd 2 no 70/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex

Willem Billecourt, man en voogd van jouffrouwe Mathije van Boschuysen, impetrant ter eener zijde, ende Franchois van Haemstede, gedaichde ter ander zijde, roerende zekere duwairie van 70 Rins gld, der voors. Jouffrouw Mathie bij heuren eersten man Raes van Haemstede beloeft, ende een rente van 12£ 10st gr Vls. Het Hof ordonneert dat de partijen ten principale scriven zullen bij fayte contrarie alsoe wel in de materie van conventie als in de materie van reconventie

1516-01-27 |

G.A. Monnikendam Inv 154 fol 78v/Diversorium Galileaconvent
Jaartallenindex

alle denghenen die dit briefken sullen sien of horen lesen, doen wi verstaen, hoe dat ic prior mit dat ghemene convent van Galileen bi Monikedam van St Bernardusoerde, heb een conventie of een vorwaerde ghemaect mit Lysbeth Claes Blomerts onse moeder mit haer kinderen als van broeder Jan, onse professide broeder, haer soen, van sijn professie, als dat Lysbeth voers. soude dat cloester gheven 30 gld van sijn vader ende sine moeders erve. Ende want si dat ghelt wel betaelt heeft, soe waert haer dat convent daer vol af ghedaen te wesen den lesten penning mitten eersten. Tot een teijken dat dit waer is, soe heb ic prior mijn signet hieronder ghedruct

1540-07-09 |

R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 126v, 129v
Jaartallenindex

Cornelis van Bergen, bisschop van Ludick, oorkondt dat hij ter goeder trouwe met heer Robbrecht grave van der Merck, Arenberch, als exec. test. van wijlen heer Erard van der Marcke, Cardinaal van Ludick, onse predecesseur, tbv Robbert van Arenberch, zoon van wijlen Robbert van Arenberch, ende denselven contenteren van der somme van 22845 Kar gld van 40 gr Vls, die hij ons eischende is ter sake van seker silverwerk, tapyten, lynwaet etc, ende ook van gerede penn. bij ons van denselven heer geheven. En uit cracht van zekere conventie met hem gemaakt, verkoopt hij hem nu een jaarlijkse rente 1142 Kar gld en 5½ st, verzekerd op onze heerlijkheid van Zevenbergen. Hij geeft vervolgens volmacht aan Robbrecht de la Nesse, mr Balthasar van Hogenlande, advocaat in den Hage en Jan mitte kinderen, onse procureurs in den Hove van Holland, om namens hem een brief van verlydinge van deze rente te verzoeken. Op 9 juli oorkondt de keizer dat voor zijn stadhouder van lenen Robbrecht van Nesse heeft opgedragen tbv jhr Robbrecht van Arenberge een rente van 1142 gouden Kar gld 5½ st, losbaar met 22875 Kar gld, verzekerd op de heerlijkheid Zevenbergen en dat hij jhr Robbrecht ermee beleend heeft. Daar jhr Robbrecht nog onmondig is, doet zijn grootvader Fop Willemsz, rentmeester van de heer van Arenberch, de eed voor hem

leenmannen: mr Jan de Jonge, griffier van Holland, Jan Splinter, Cornelis Barthouts, Anthonne Lebucq

1517-1538 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 421
Jaartallenindex

de ingelanden van Rynland contra de ingelanden van Sloten, Sloterdijk en andere dykplichtigen van de dijk tussen Amsterdam en Spaarndam. De eigenaars van de landen gelegen te Sloten, Sloterdyk, Osdorp, Spaarnwoude, Houtryk, Polanen en Hofambacht waren verplicht de zeedijk tussen Amsterdam en Spaarndam te onderhouden. Omdat de lasten van onderhoud steeds zwaarder werden en door deze dijk een groot deel van Rijnland werd beschermd, eisten zij dat de eigenaren van gronden in Rynland ook in het onderhoud zouden bijdragen. Zij beriepen er zich bovendien op dat Rynland al twee maal na een dijkdoorbraak o.a. die van Sept. 1509 had bijgedragen in de kosten van herstel. Dit hadden eisers zelf erkend toen zij in 1518 bij de Geheime Raad dit geld terugvorderen. Bij een ordonnantie van 1511 was, voor de tijd van 6 jaar, de door Rynland te betalen bijdrage vastgesteld. Hieraan was echter nooit voldaan. Verweerders daagden daarom in 1517 Rynland voor het Hof van Holland, dat besliste dat eisers voor elke morgen in Rynland gelegen, 4 st zou bijdragen. Eisers gingen daarop in appel bij de Grote Raad. Uiteindelijk werd beslist dat zij thans [!] 3 st per morgen zouden betalen. Voor de toekomst werd echter geen beslissing gegeven. Daarom wendden de dijkplichtigen zich opnieuw tot het Hof van Holland met de eis dat Rynland voor gelijke bedragen als zij, de de dijk zou onderhouden, of tenminste zou helpen in tijd van nood. Rijnland antwoordde dat zij zelf hun eigen waterwerken moesten onderhouden. Al sinds onheugelijke tijden bovendien moesten alleen de dorpen, die onderaan de dijk gelegen waren deze onderhouden, zodat zij elke aanspraken tegen anderen verloren hadden. In reconventie eiste Rynland de vroeger betaalde of voorgeschoten bedragen terug. Het Hof van Holland wees beide eisen af, de eis in conventie met het voorbehoud dat in tijd van nood een andere regeling gemaakt zou kunnen worden. Rijnland ging hiervan in appel bij de Grote Raad, later gingen ook verweerders in hoger beroep [!]