12 resultaten
1566-05-26 |
G.A. Haarlem O.R.A. 76/24 fol 190v
Haarlem Algemeen
Wigger Claesz Koussebant, brouwer, verkoopt bij executie van justitie t.e.v. de crediteuren van Quiryn Gerritsz, stoeldraijer, fugityf, aan Joost Jansz van Neck, goudsmit, tbv Clara Claesdochter weduwe Frans Maertsz snyder, het huis en erf in de Zylstraat, bij denselfden Quiryn geruimd, genaamd "de Griffoen", aen d'een side: Rieuwert Ysbrantsz, an d'ander zide: Dirick Lucasz, achter streckende aen Rieuwert voors. Belast met 8sc sjaars. Koopsom 206 Kar gld. Actum 1566-04-22, gedateerd 1566-05-26
1502-03-06 | Ursem
G.A. Monnikendam Inv 154 fol 36v/Diversorium Galileaconvent Monnikendam
Jaartallenindex
scout en scepenen in Ursem oorkonden dat Jan Pietersz, poerter in Ursem, erkende schuldig te zijn aan die broeders van St Bernardusconvent buijten Monikedam 35 stuvers jaerlixe renten payment als die een coepman den anderen mede bitaelt, staende op een stucke lants ghehieten dat noerteynde van Willem Foppislant, gheleghen in denselfden dorp voers. Belend west: die papeliken proven ghehieten Mereijnelant, oost: Jan Claesz morghen dat toebehoert denselfden convent. Opschrift: Littera fratris Johannis Nicolai de Udersem. In margine: "Twie gld sonder onkost". Item in den ban van Uersem VI vierendeel lants achter Claes Michiels an die noertzyde van die Noortgoeu, daer lenden of sijn Dirc Pietersz ende Claes Michielsz an die westzyde Boertgen cum filiis suis. Item ibidem III virendeel lants ghenoet t morghen ut Willem Foppenlant an die zuytsyde van die Noertgoeu. Belend west: Willem Foppenz, noord: Borschen lant, oec twie gld. Item in Miserban 2 deymten lants. Belend oost: Claes Adriaen Cuperz, west: Pieter Garbrantsz, ende ghelt 28st
Garbrant Gherijtsz (met zijn zegel), schout, Symon Claesz ende Albert Boerijtsz, schepenen
1506-02-20 |
Arch Marquette no 1106/Cartul Assumburg no 257
Jaartallenindex
Jan Claesz, schout tot Castricum, oorkondt dat Aeff Meynsz weduwemet haar gecoren voogd Pieter Willemsz verkocht heeft aan Frans Claesz van Aemsterdam "een out gherslants in den ban voirs ende is gelegen in die grote Yssyngmaede, die denselfden Frans Claesz dat meestendeel dairof toebehoert", welcke Yssingmade nu ter tijt naeste lendens of zijn, noord: den notwech mit Jan Heymonszoen yssingmade, oost: Grote Langvelt, zuid: den gemene wateringe
Claes Mey, Jan Symonsz, schepenen ende tugen
1476-04-01 |
G.A. Monnikendam Inv 154 fol 16/Diversorium Galileaconvent
Jaartallenindex
scout en scepenen van Suijderwoude oorkonden dat voer ons ghecomen is Garbrant Claesz, ghesont van lichame ende heeft ghegheven tot een testament voer sijn ziel ende voor sijn ouders siele: 1) die prochiekerk van Suijderwoud: a) de helfte van Wouters Claes Meijnsz weer, belend zuidwest: Symon Jacopsz, noordoost: Jacob Hilbrantsz, b) 2 R gld jaerlics an pachte nae utwisinghe van den pachtbrieve daerof ghemaect, behouden nochtans dat Lobberich Claes Costersdochter, sijn moeij, sal hebben dat ⅓ deel daerof; 2) dat convent ofte cloester van Galileen bi Monikendam der oerde van Cistercien: a) Garbrant die Grebbers weer gheleghen in den ban van Suijderwoude voers, belend zuidwest: Jacob Jacobsz, zuidoost: Symon Jacopsz, b) die ander helft van Wouter Claes Meynsz weer voers. binnen denselfden ban, ende die lenden daeraf als voers. is, c) Claes Moenisz syn oemsz syn deel van dat huus daer hi nu ter tijt in woent binnen denselfden ban voers, belend noordwest: Claes Scutemakers, zuidoost: Claes Salenz. Ende noch Lobberich syn moeij voers al sijn tilbaer goet; 1476-03-22: zijn testament voor notaris Jacobus Proijs in presentie van Jan Jansz, Symon Claesz artium magister, Pieter Jansz, presbiters de Monckedam
Pons Jacopsz, schout (met zegel), Jacob Jacobsz ende Jan die Wael, schepenen
1544-04-13 [er staat: 1543 na Paschen] |
R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 296v
Jaartallenindex
leenmannen van Holland oorkonden dat Roeland heere tot Heemstede en Arleveen opdroeg "die hofstede geheten die Waart" met al zijn toebehoren, gelegen tussen de twee Rynen in de ban van Leiderdorp. Item noch een leen groot 3 morgen, gelegen omtrent die hofstede ten Zijl in denselfden ban van Leiderdorp, geheten dat oude kerkhof, welke percelen hij van de grafelijkheid in leen houdt. Deze opdracht doet hij tbv de edele Jacob van Duyvenvoorde, here van Opdam en Hensbroek, met het verzoek hem ermee te belenen. Actum op thuys ter Riviere omtrent Schiedam (vgl 1543-10-25)
bezegeld door: Adriaen van Mathenesse, ambachtshere van Oude- en Nieuwe Mathenesse, Anthonis Jacob Muijsz, schout der stede van Schiedam, leenmannen; Claes van Mathenesse (ondertekent), Jan Aertsz, secretaris der stede voorn.
1552-01-16 |
R.A.H. Coll Aanw 255 fol 389/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
de heer van Assendelft geeft te kennen als testamentoer ende tutoer van den wieeskinde achtergelaten bij wijlen Aelbrecht Aelbout van Avesaet en joffr. Marie van Assendelft Barthoudsdochter, moeder van het weeskind, hoe dat mr Pieter van St Pieters, secretaris ordinaris van denselven Hove in den jare 1540 tot versouke van den supplianten by denselfden Hove gecommitteerd is geweest totten ontfang, handelinge en administratie van alle des weeskinds goeden voor de tijd van tien jaren. Mr Pieter was echter in 1549 overleden, zodat de pachten en renten sedert ongeind zijn gebleven. Zij verzoeken nu om Willem Jansz Schouten te committeren om de inkomsten van renten en pachten over deze 2 jaren te innen. Het Hof doet dit
1497-12-13 |
Arch Abdij Egmond Inv no 373
Jaartallenindex
schout en scepenen van Heyloe oorkonden dat zij verschenen zijn op die uytganck van Jacop Hugenz zaet om te scouwen opten achtscouwen, daer gecomen is Jan van Tedroede met sijn talman als gemachtich van Jacop Hugenz ende heef gedinct soe als bij die wytganck of wateringe nyemant vercort of verachtert is, ende die scout met sinen scepenen allen wytgangen ende wateringhen legghen ende verlegghen mach na den profyten van den lande. Soe heeft Jan Tedroede voerscr mit sinen talman begeert dat men die uytganck voirs. of wateringhe wytkoeren souden nae den recht van den lande. Ende die scout ende scepenen hebben denselfden wytganck of wateringhe wytgecoert soe als daer nyemant bij verachtert is
Jan Heynricsz (zegel: rechtop staande spade), schout, Walich Geritz, Willem Wybrantz, Claes Dircsz, Dirc Jansz, Gerit Pietersz, schepenen
1558-09-07 |
R.A.H. Coll Aanw 261 fol 194/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
de naaste vrunden en magen van Adriaen van Zevender verzoeken uit naam van diens ouders de voors. Adriaen ten castiemente te mogen leggen. Zijn ouders hadden hem in verscheiden landen en plaatsen in de kost gedaan om hem een goede opvoeding te geven. Met ondank was Adriaan steeds weggelopen, en had dan weer allerlei insolentien tegen zijn ouders en hun andere kinderen bedreven, zodat zijn ouders ziek van narigheid zijn en hun leven dreigt bekort te worden. Het Hof vergunt nu de ouders om de voors. Adriaen te mogen doen logeren in seeckere hechtenisse ofte beslooten plaetse binnen de jurisdictie van denselfden Hove omme aldaer ten castiemente gehouden ende bewaert te worden tot anders bij den voors. Hove zal zijn geordonneerd
1483-01-29 |
Partic Leenkamer Asperen 1 fol 3
Jaartallenindex
mr Philips van Malsen heeft met zijn momber opgedragen 4 morgen land in de heerlycheyt van Asperen in die Vyfhoeven, in die twe vorste camp van den vyffter hoeve van der stege, Dierick Ottens boven ende Gripmanshoeve beneden naest gelant. Vervolgens wordt Adam van Malsen beleend. Verder heeft mr Philips opgedragen drie halve campen lants in dieselve heerlycheid in die Vyfhoeven daer die 2 halve campen af leggen in Gripmanshoeff, streckende totter vorster middelwateringe to Ot van Malsens erve, ende Wember Aertsz boven naest gelegen, ende Gheryt Rutgersz beneden. Ende die andere halve camp leght over die vorste middelwateringe in die selve hoeve, Jan Hermansz erve boven ende die heilige kerck beneden in denselfden camp naestgelegen. Vervolgens wordt Adam van Malsen beleend (vgl 1519-06-13, 1473-03-25)
1514-05-26 | Heemskerk
G.A. Monnikendam Inv 154 fol10v/Diversorium Galileaconvent
Jaartallenindex
Pieter Pietersz van Purmereynde bekenne ende belye mit dese mijns brieve quytscouden te hebben den convente tot Galilea bij Monikendamme tot enen vrien eyghendoem: 1) een stucke lants groet sestalve gheersen lants in de ban van Heemskerc, belend nu ter tijt oost ende west: die memorie meesters wedue [! sic] van Haerlem, 2) twee gheersen lants in denselfden ban, belend west: Gheryt Danielsz, oost: Gheryt Claes Florijsz, 3) een acker zaetlants strekkende van die Kerckwech tot die Oesterwech, ooc gelegen in de ban voers, belend noord: Bertholomenen Ghijsbertsz, zuid: Joest van Minen, 4) een acker zaetlants leggende in den ban, daer deen halft af toebehoert heeft Gheryt Danielsz, ende daer lenden of sijn Gheryt voers. In kennisse der waerheyt soe heb ic Pieter Pietersz ghebeden den eerbaren mannen Jacop Hughenz ende Heyman Jacopsz, leenmannen der grafelijkheid van Holland deze brief over my te bezegelen (1492-05-28, 1492-07-29)