2 resultaten
1554-07-22 |
Bronnen Gesch Abdij Rijnsburg regest 1274, 1276-1279
Jaartallenindex
aanbevelingsbrief van de abdis van Rijnsburg gericht aan Frederik Schenk, proost van St Pieter te Utrecht (sedert 1543 pastoor der parochiekerk te Rijnsburg) tbv Willem Claesz "die ons van veel goeder luden tot Haerlem opgedaen is, te weten van die scout van Haerlem ende veel meer anderen, als dat hi een goet geleert man is ende een man van goeden leven, die nyet beruft en is van eenyge nye siecte". Hij heeft ongeveer 21 jaar gewoond in het dorp Oossanen, ons dunct, aenmerkende den scerpen duren tijt, als dat alsulken goeden here ende die alsluken dienst heeft, als hier is, hem nyet gedragen en ... als veel ander pastoren doen [10£ gr Vls die zijn voorganger had is dus te weinig]. Zij verzoekt hem 15£ te geven; 1554-08-01: Willem Claesz, priester, geboren te Haerlem, belooft daar hij van Frederik Schenk vrijheer te Tautenborch, proost en aartsdiaken der kerk te Aldensael en te St Pieter te Utrecht, het vice-cureitschap van de kerk van Rijnsburg ontvangen heeft, den proost als pastoor van deze kerk, jaarlijks 60 Kar gld te betalen. Hierover ook de regesten 1276-1279. Deze benoeming ging niet door. Op 1554-11-06 bericht Frederik Schenk aan de abdis dat hij het vicecureitschap heeft verleend aan Danckaert Fransz
1543-09-18 (I) |
Arch Marquette 1106/Cartul Assumburg no 339
Jaartallenindex
de prins van Oranje en Cornelis Zuys, Raed van Holland en Zeeland, oorkonden dat hun medebroeder in Raide presiderende, die here van Assendelft, hen heeft te kennen gegeven hoe wijlen hertog Willem in t jaar 1357 heeft doen overdijcken een water ofte als doe riviere, genoempt die Cormmenije, ende heeft daerinne geleyt een open sluyse tot allen getijden in ende vuytvlogende als een visscherije omme te vangen den palinck coemende uyt den Sammeer ende vuyt den Langemeer die vuyten natuere deur die voors. sluyse gewoenlicke is te brecken nae een waeter gehieten die Ye, ende heeft die voors. Hertog Willem doen stellen limiten binnen den welcken niemandt andersen zoude moegen visschen, te weten buyten dijcx in de voors. Ye tot Baert Gaelen sluys toe, gehieten dat Delfrack, bij estimatie meer dan 260 roeden, ende binnen sdycx van de sluys off langes de Crommenye in de voors. twee meeren daer die palinck vandaen coempt, ende in allen anderen visscherijen alsoe wel den keyser als grave van Hollant als anders zijn Majesteits vasallen toebehoerende is altijt geuseert geweest ende wordt noch daegelicx geuseert dat men binnen zeeckeren limiten belettende dat den palinckvanger niet en mach visschen, ende alsulcx soe en mach niemandt omtrent den sluysen van Sparendam visschen in die Spaeren deur die stede van Haerlem tot binnen die 50 roeden teynden die tonne staende binnen die Haerlemmermeer, daer die palinck van daen coempt, twelck ongelijck langer tocht is den van de voors. sluyse van den Nyeuwendamme tot in de voors. meeren toe, ende buytendijcx en mach men die sluyse van Spaerendam niet bevisschen tot die droen toe bij estimatie lanck omtrent 200 roeden, die Keys. Maj. heeft nog die visscherijen van de sluysen gelegen in den Spaerendamschendijck, daerof die palinck coempt ende loep heeft vuyt die Spierinckmeer nae die Ye, in welcke Spierinckmeer niemandt anders visschen en mach op 100 roeden nae aen eenyge tochten van de voors. sluysen. Noch soe heeft den Keys. Maj. die visscherije van een sluyse gehieten in de Zwet, gelegen tusschen die Schermer ende die Beemster, welcke visscherije wijlen hertog Philips van Bourgondië in erfpacht gegeven heeft die voorsaeten van eenen Jacob Pietersz ende nu beseten wordt bij zijnen erfgenamen, ende is die tochte van dezelffde visscherije bij raminge lanck 500 roeden ende en mach men daer en teynden in de Schermer niet visschen op 100 roeden nae alsoe den ael ofte palinck vuyter Schermer nae den Beemster meest haer loep heeft. Noch zoe heeft die Keys Maj die visscherije van een sluyse gehieten Rustenburg, gelegen tusschen de Waert ende de Schermer, ende alsoe den ael ofte palinck vuyt die Waert nae den Schermer treckt zoe en mach men in die gehele waert niet visschen, die nochtans groet is bij raminge 7 mijlen ommegaans (vervolg)