1 resultaten
1556 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 526
Jaartallenindex
Margriete Jansdochter, uit Uitgeest, contra Aechte Willemsdochter, weduwe Claudius Justiniaen. In de ban van Uitgeest lag een stuk land "Hollerse Ven" genaamd, toebehorend aan Claes Dircsz, priester, zijn dienstmaagd Margriete Jansdochter, Geertruid Dirck Aernts uit Crommenie en aan Jan Arisz te Uitgeest. De eigenaars verkochten hun land later aan Weyn, weduwe Willem Cornelisz, wonende te Amsterdam, moeder van Aechte Willemsdochter voors. Bepaald werd dat de verkopers het aandeel dat zij vroeger hadden, zouden pachten voor 7 gld jaar. De koopsom werd contant voldaan, doch na Weyn's dood bemerkte Aechte, haar enige erfgename, dat er geen kwitantie voor de koopsom bestond. Later had Margriete het deel van Claes Dircsz gekocht waarvoor deze wel een kwitantie had afgegeven. Margirete eiste voor het gerecht van Uitgeest een kwitantie van Aechte. Toen Margriete gelijk kreeg, ging Aechte in beroep bij het Hof van Holland, waar Aechte gekijk kreeg (sententie 1556-02-24). Margriete ging in appel bij de Grote Raad