1 resultaten
1475-1479 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier 98
Jaartallenindex
Aernt Spierinc contra Pieter Jacobsz x Alyt van Wyk, eerder weduwe van Pieter van Haeften, gevoegd: de Proc. Generaal van Holland. Alyt van Wyck kwam na de dood van haar man, naar Zeeuws recht, in het bezit van ½ van een huis en landerijen. Na dit goed 3 maanden bezeten te hebben, werd zij er door Aernt Spierinc, die met een dochter van Pieter van Haeften was gehuwd, uit het huis gezet. Bovendien eigende Spierinck zich juwelen en rentebrieven toe. Pieter Jacobsz verkreeg een mandement van de hertog waarbij zijn vrouw Alijt in het bezit werd gehandhaafd, en Aernt tot teruggave werd genoopt. Zaak voor het Hof van Holland. Pieter Jacobsz stelt: 1) volgens Zeeuws recht ontvangt de overlevende ½ van de nagelaten goederen, en Alijt had deze dus niet "vi, clam, aut precario" in haar bezit, 2) hij was wettig met Alyt gehuwd, in de kerk, 3) Spierinck beroept zich op een contract dat tussen de vader van Alyt en Pieter van Haeften zou zijn gesloten, krachtens hetwelk de door Pieter na te laten goederen op een andere wijze zouden worden verdeeld. Daar Alijt hierbij geen party was is dit contract ongeldig. Toen Alyt met Pieter van Haeften huwde was zij al 34 jaar en bovendien was zij reeds meer dan 10 jaar van huis. Het Hof van Holland draagt aan Spierinck op de goederen die hij zich had toegeeigend ter griffie te deponeren. Hij gaat hiertegen in beroep bij de Grote Raad. Hier bij gevoegd o.a: het relaas van de deurwaarder omtrent hetgeen door hem op 24 en 25 Sept. 1475 te Haamstede is geschied, ter uitvoering van het door Pieter Jacobsz verkregen mandement; advocaat van Pieter Jacobsz is Jacob van Alemonde. Sententie van de Grote Raad: 1493-08-22