11 resultaten
Beest, van | 1343-06-06
Cartul Marienweerd no 525
Achternamenindex
Gheraet Gherbrantsz [van Beesde] verkoopt aan Goswijn Meusz, tbv Marienweerd, 3 morgen 2 hont en 82 scafte land te Beesde in de Meinte, tussen Marienweerd en Gherard Gherbrantsz
borg: Jan Grote Rijcwijnsz [van Beesde]; schepenen in Beest: Florans Jansz en Acrijn Jansz
Jacob Gherbrantsz | 1316
Rek Rentmeester Noordholland p 110
Voornamenindex
uitgaven: van afterstallen van renten van Noordholland, in Piinacker, in die Leede: Jacob Gherbrantsz 11d
1563-05-08 |
Bibl Seminarie Warmond bergnr 0128
Jaartallenindex
Jacop van Duvenvoerde en Woude, heer van Warmont, ridder, oorkondt dat Adriana Jansdochter, weduwe van Florys Gherbrantsz uit Hoorn, tbv haar zoon Symon Florysz, afstand heeft gedaan van het recht op ½ woning cum annexis, gelegen in Warmond, en dat hij deze bezitting in erfleen heeft gegeven aan laatstgenoemde waarvoor deze de eed heeft gedaan in tegenwoordigheid van Martijn Florysz en Dieloff Adriaensz, baljuw te Warmont
1473-11-22 | Bergen
Cartul Reg St Jan fol 203/Regulieren Heiloo
Jaartallenindex
Willem Symonsz, scout van Berghen, oorkondt dat Pieter Gherbrantsz, coster te Coedyc, verkocht heeft aan de Reg. van St Willebrortsklooster te Heilo een stuc lants gelegen in den ban van Bergen, welke stuc lants hi gemeen hadde mitten selven Regulieren. Daer lenden off sijn Jacob Yelles knderen an die zuutsijde, noort: heer Jan Odziersz, pastoer van Egmont opt Zee, ende die dijc an die westzijde
1476-01-03 |
G.A. Monnikendam Inv 154 fol 7v/Diversorium Galileaconvent
Jaartallenindex
scout en scepenen in Katwoud oorconden ende kennen dat voer ons ghecomen is Gheryt Paeu van Amstelredam mit ghesonde live ende welberaden moede, wetende synre vyf sinnen ende verstandenisse, ende heeft ghegheven ende quytghescouden, noch ghift ende quytscelt voer hem ende sinen naecomelinghen den cloester ende convent van Galilea van Sinte Bernaerdusoirde, die helfte van die Brede Venne ghenoemt Claes Dircsz weer, dat welken vier stucken is, mit syn aendeel van den uterdyck ghelegen op Katwoud. Belend oost: Claes Vrericksz mit Hennighelant, Lambert Jansz ende Geryt Garbrantsz, west: Herman Jansz als een voecht van heer Jacob Proeijs ende Jan Florijsz, tot enene vrien eyghendom. Met belofte van vrijwaring. Hier hebben bi, an, ende over teghenwoerdich gheweest als sevenenen ende tughen: Herman Jansz als een voecht van heer Jacob Proeijs, Jan Florisz, Claes Vrericksz mit hem inghelant, Lambert Jansz, Gheryt Gherbrantsz ende noch veel ander gueder mannen. Ende want wi scepenen selver gheen zegelen en hebben soe hebben wi ghebeden Pieter Claes, scout in Katwoud dese brief over ons te bezeghelen
Peter Claesz, schout, Symon Gherijtsz ende Peter Jansz, schepenen
1503-11-23 |
G.A. Monnikendam Inv 154 fol 27/Diversorium Galileaconvent Monnikendam
Jaartallenindex
scepenen in Monikendam oorkonden dat Katherijn Claes Claes Evesz wedue mit haer soen Claes Claesz ende Jan Jacopsz haer beyder voecht ende in dier tijt burghemeyster, erkende verkocht te hebben aan de broeders van St Bernardusconvent bij Monikendam, een stucke lants gheleghen in Rietbroeck over die Leeck, ghehyeten Claes Claes Evesz lant. Nu belend oost: Jacop Kerck over die Leeck, west: Benneven. Opschrift: "dit is Claes Claes Evesis brief vant lant" (vgl 1503-10-20)
Lambert Gherbrantsz en Claes Claesz, schepenen
1470-02-10 |
Arch Grote Gasthuis Haarlem Inv no 38/1 no 238
Jaartallenindex
Barthout Hughenzoen, schout in den banne van Utgheest, oorkondt dat Zierick Dircxz geliede dat hij verkocht heeft aan heer Bertholmeus Meyndertsz, priester en pater van St Anthonisklooster te Haerlem, ⅓ deel van een stuck land, daar ⅔ van toebehoort Allert Heijnenz, onderdeel, gelegen in den ban voorn, belent west: die H. Geest binnen Haerlem, oost: Symon Nannenz, noord: Rembrant Claesz, zuid: Symon Nanneke
Jacob Gawijnsz en Jan Gherbrantsz, schepenen
Beest, van | 1329-01-09
Cartul Marienweerd no 333
Achternamenindex
Gherbrant van Beesd droeg op aan heer Jan van Tile [Tiel ?] tbv de abdij Marienweerd een erfrente van 15 £ uit een stuk land geheten Daelacker, groot 12 morgen, in het gerecht van Beesd, dat lijftocht is van Alid van Vinen [Vianen?], belend: Gysbrecht de Grote en Gerard Acrijnsz
borgen voor hem: zijn zoon Gheraet Gherbrantsz en Hubrecht Meusz
1323-01-07 |
A.R.A. Copie Leenkamer no 27 fol 39/L.R. 11 fol 12
Jaartallenindex
Jan van Henegouwen oorkondt dat wi vercoft hebben een stucke lants dat gehieten is Catwoude ende gheleghen is tussen Monikedam ende den Zevenvanc also groet en cleyn alst daer leyt, tot enen vryen eyghendom ende gheven den eygendom daarof Alline ver Lisenz c.s, Willem den Gribber c.s, Pelegrim Gherbrantsz c.s, ende Heyne Rukebier c.s, end loven t hem te waeren etc: 1) het land zal zijn vrij van thiende, thyns, schot en vroenscoude, 2) zij ontvangen ook de visserij en vogelrij, die daerbinnen mochten worden, 3) voert soe gheven wij hem off, ende op te vaeren met horen scepen sonder veerscat, die dit voirs. lant toebehoort ende horen boden, 4) voert soo geven wij hem dien dyck van Coutwoude te blijven aen den dyck van Zevenvanc in allen manieren als hij nu es, 5) ende waer dat zake dat dair boven 25 mannen opvoren mitter wone, die sullen herevaert vaeren met horen mannen, ende bij horen goede ghelycke dien van Waterlandt, ende andere niet, 6) voert soe sullen wy hem setten eenen baljuw ende enen schoute die goede luden sien, te berechten van allen zaken die dair of vallen mochte nae den rechte van Waterlandt. Bekreunen zij zich over de baljuw of schout, dan zal de graaf een andere zetten, 7) voert soe gheven wij hem bij hem selven heemraders ende schepen te kiesen hoir land mede te dijcken ende te berechten, sonder arghelist. Ende die schout en sall geen schouwe leggen buten den hyemraden
Groot, de | 1329-01-09
Cartul Marienweerd no 333
Achternamenindex
Gherbrant van Beesd droeg op aan heer Jan van Til tbv de abdij Marienweerd een erfrente van 15 £ uit een stuk land geheten Daelacker, groot 12 morgen, in het gerecht van Beesd, dat veren Alid van Vinen [Vianen?] lijftocht is. Belend: Gysbrecht de Groten en Gerard Acrijnsz
borgen voor hem: zijn zoon Gheraet Gherbrantsz en Hubrecht Meusz; schepenen in Beesde: Rolof die Grote en Florans Jansz