2 resultaten
1628-04-11 |
Not Arch Alkmaar
Jaartallenindex
schepenen tot St Maerten oorkonden dat op verzoek van Maerten Dircsz van Bredenroede geattesteerd is door Jan Cornelis Matis van Groenvelt, oud 78 jaren, en Willem Claes Sierops. onse poorter, oud 78 jaar, dat Dirck Jansz van Brederoede van den Stroet sal. vader [was] van den requirant, die wij van sijnder joncheijt aen wel hebben gekent, overmits wij nagebuijren hebben geweest, die welcke die vrije jacht van t jaegen van den jare 1564 altijt heeft gebryckt tot sijn overlijden toe, sonder opspreek ende wederseggen van iemant. Verclaeren vorder dat den voorn. Maerten Dircsz van Brederode mede de jacht van t jaegen heeft gebruyckt soo bij de tijden van zijn zal. vader, ende oock nae zijn dood, tot nu toe, zonder wederseggehen ende opsprek van iemant. Verclaeren vorder dat het ons wel kennelyck is dat hij Maert Dircsz met zijn vader syn van den huyse ende geslachte van Brederoede; oorconde deese bij onsen scheepenen geteikent ende met onse gemene stadszegel bevesticht (vgl 1617-02-28); 1765-08-28: gecoll. copie van notaris H. van Davervelt te Alkmaar
Cornelis Jansz backer, Taems Aeriensz en Maerten Cornelisz, schepenen tot St Maerten; ook getekend door E Wybrants
1622-08-30 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 1150-1154, 1154-1157
Jaartallenindex
deductie van de heeren Strick, van der Haer en Bijlen overgeven ut naem ende van wegen Daniel ende Cornelis de Ridder van Groenesteijn en zijn broer Anthonis de Ridder, waarin zij bewijs leveren dat zij gequalificeert zijn tot de jacht en dat hun voorvaderen edellieden waren en dat haar hofstede Groenesteijn altijd riddermatig is geweest. Zij noemen enkele voorouders die zelf ook met edele personen gehuwd zijn geweest; 1585-02-23: is Willem die Ridder van Groenesteyn door de prince van Oraengien tot maerschalc van het Overquartier aangesteld als jonchere. Door de troebele jaeren ende viandelijcke affbrandinge van de hofstat Groenesteijn ende berovinge sijnder goederen heeft hun grootvader Anthonis de Ridder van Groenesteijn syn wooninge moeten verlaten en heeft zich binnen Utrecht toegelegd op de exercitie van brouwen. Ende geleth de supplianten anders niet en obsteert dan het partijdich opritsen van de here maerschalck jonker Eernst van Reede, ende dat deselfde sulcx alleenlyck doet ut bittere viantschap, vermits hij seijt dat de supplianten iedtwes van desselfs moeder geseijt souden hebben, hetwelck nochtans expresselyck ontkent wordt. Dezelfden requestreren ook over beledingen hun door Eernst van Reede en lichamelijk letsel hun door diens dienaars aangedaan. Die Gedeputeerden van de Staten gehoort het voors. rapport doen aff bij desen d'interdictie van jaegen, in de voors. appte geroert etc etc (kort samengevat)