11 resultaten
Beijaert, van de | 1410~
Leenregister Culemborg fol 111v
Achternamenindex
leenregister Culemborg: tijns van Culemborg tot Buesinchem en Zoelmond: - Heinric van den Beijaert van 2 hont in den leghen weert 2d
Ghisebrecht Mouwerynsz | 1346-06-01
Bijdr Hist Gen jg 1901 p 236/Reg EL 5 fol 57v
Voornamenindex
lenen in Rijnland: Ghisebrecht Mouwerynsz 9 morgen gelegen tussen Wouter Willemsz en Flory Herperenz, in het ambacht van Coudekerc, en in de Leghen weert
Zijl, van | 1353-01-03 (1352)
A.R.A. Leenkamer 32 Copie fol 32/Reg EL 25 fol 21v
Achternamenindex
hertog Willem verkoopt aan Jan van Zijl de helft van 18 morgen in de Leghen Weert in het ambacht van Coudekerc, die Jan Willemsz waren, per morgen voor 3 ½ £
Boekel/Bokel | 1287-09-24
v.d. Bergh II no 621
Achternamenindex
graaf Floris heeft aan heer Didderic Bokel "dat hij elken man in sinen ambochte sinen dike te ghadere mach doen nemen op ene stede, die ghesceiden leghen bi sticken bi den hemeraders van sinen ambochte"
Altena, van | 1360-11-30
Nibbelink no 61
Achternamenindex
hertog Albrecht beleent Willem van Wendelnesse met het goed hem aangekomen van zijn vader o.a. "dat gherecht van Monsterkercke an beyden ziden van Dussen, behoudende de here van Huern den leghen ban van der noortzide van der Dussen"
1467~ |
G.A. Amsterdam Weeskamer Amsterdam 1e Inbrengregister fol 13v
Jaartallenindex
goederen van Aechte Luyttgin Vredericxzoonsdochter: 1) 2 R gld sjaers op Gherijt Aerntsz lant te Sloterdijck, daer naest gelant is noord: Griet Jan Leghen ende zuid: Ysbrand Dirc Heynricxz (er is geen 2); 3) Claes Dirc Smitszoon aan Aechte sculdich 5 R gld en 2st en noch 1 g R gld gecomen van Gheryt Aerntsz van Sloterdijck, ende noch 40st van Geryt Aerntsz, ende noch 30st van Jan Lammenz. Aechte is gegaan in St Geertruydenklooster in Amsterdam in Maert anno 1467
Bort | 1353-01-03 (1352)
A.R.A. Leenkamer 32 Copie fol 31v/Reg EL 25 fol 21
Achternamenindex
hertog Willem verkoopt aan Willem Bort drie weer land, samen 40 morgen die rechte heeft, en gelegen zijn in den ambacht van Coudekerck in den Leghen Weerde, die van Jan Fijenz waren, en op het ene weer woonde hij zelf, op het andere weer woont Enghe, het derde weer is in huur bij Dirc Heylichdach, per morgen voor 3£ Holl
1503-10-20 |
G.A. Monnikendam Inv 154 fol 27/Diversorium Galileaconvent Monnikendam
Jaartallenindex
ic Gysbert van Duvoerde alias van Yselsteijn doe kont alle luyde dat voer my ende myne leenmannen ghecomen is heer Claes Claesz, priester, mit een brief, diewelke houdende is dat sijn moeder hem hevet overghegheven alsulke leen als si van mij houdende is bij twee leenmannen als Joest Jansz ende Jan Claesz, leene man van die graeflicheit van Hollant. Om die outheit willen dat si niet reysen en mach, ende is ghenaemt Katherijn Claes Evets wedue mit haren rechte ghecoren voecht als Mathys Jansz. Ende overmits des ghebede van goede mannen soe heb ic Gysbert van Duvoerde hem ghegunt ende ghegheven tot enen vrien wille ende enen vrien eyghendoem. Des soe hevet my heer Claes Claesz mit sijn ghecoren voecht als Gerijts Bartz my ende minen nacomelinghen opghedraghen twee deympte lants legghende int gerecht van Katwoude leggende ghemeen mit Jan Claesz noertwart van Claes te leghen hofstede. Belend oost: Claes Jan Hannetgen, west: Jan Reijersz ende Jan Volkentz. Tot een onversterfelijk leen, heergewade: een guede snoeck of een gulden daervoer. Hulde doet Geryt Bertz. Hier hevet bi an ende over gheweest als mijn leenmannen Claes Gysbertsz ende Gelys Meijnertsz. Vidimus van 1504-02-16 (vgl 1503-11-23)
1500~ (8) |
G.A. Monnikendam Inv 154 fol 88-93v/Diversorium Galileaconvent
Jaartallenindex
(vervolg) Item daer van westwart op LXVI voet daer of beghint Jan Vertijnis lant IX verndel lants sijn goeghe daer een pael staet ende is die goeg tot die pael daer naest, ende suijdwert te sien op Broker mollen. Item van dat lant ghehieten die Kamer 2½ deympt ende een verndel ende beghint ant westerijnd neffen die bocht noertwert van die goeg neffen dat westereijndt van dat swarte lant recht neffen die sloet vant voers. lant, ende daer leit neffen an die zuijtzijde van die goeg een lant gheheten nu ter tijt die Capelrie ende is dat anderde lant van die vijfte cromme van Monikedamme an die zuytsijde. Item men sal weten dat alle landen die legghen an weren lants daer selmen of bewaren dijck ende goeg ende sloten verbi gracia alle die landen die legghen van Monikedam tot Wilsloet gaende op die Purmerdijck daer sel men of maken dijck ende sloten. Item die goeg diemen maken van Monikedam streckende tot die Zijl van die Leeck die leghen is oestwart van cleijn overleeck daer maect een yghelic sijn goeg ende niet die sloten. Want dese landen van dese goeg die legghen an die Purmerdijck streckende an die goeghe moeten maken die dijck ende sloten een nijeghelic neffen sijn weer. Ende alle die landen die legghen van die Zijl van die Leeck tot die Brecke die legghet westwart van groet overleeck neffen Wilsloet die maken goeg dyck ende sloten an die goeg ende dyck
Zoudenbalch | 1451-09-03
Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 79v
Achternamenindex
leen van de abdij St Paulus te Utrecht: abt Willem van Hoeckellem oorkondt dat hij Gheryt Zoudenbalch Hubertsz na dode van zijn vader beleend heeft met een hofstede, gelegen "an die nedersyde van der steghe die men gaet van der nijer strate in Doudelle" (in margine: binnen Utrecht), zoals zijn vader Hubert Soudenbalch tevoren in leen hield; Gerijt maakt dit leen vervolgens tot lijftocht voor zijn moeder Wouter Hubert Zoudenbalchs weduwe; "Gheryt Zoudenbalch is doot ende dit heeft ontfangen here Gherijt Zoudenbalch syn soen, canonic ten Doem t Utrecht"; "item Gheryt Zoudenbalch heeft sijn leen versocht mitter leghen hant van abt Jacob van Poelgeest als hij van recht sculdich was te doen" (1451-10-20)
mannen: Johan van den Anster, Goessen van Scadyck; Zoude van Rijn, Johan van den Anster