19 resultaten
1554-10-31 |
Kroniek Hist Gen jg 1851 p 170/Arch Mathenesse
Jaartallenindex
Aleid van Voird, priorin, en het convent der Witte Vrouwen binnen Utrecht, geven aan Hendrik Valkenaar en zijn vrouw Hadewich van der Mije een grafstede in hare kerk voor het hooge altaar, alwaar zij een kelder lieten maken, waarin hun dochter Oeda, vrouw van Jan van Renesse van Moermont het eerst begraven werd, 1554, Aller Heyligenavond
Strijen, van | 1306-11-24
van Mieris II p 58
Achternamenindex
Dordrecht geeft de graaf een opsomming van schade die zij van de Vlamingen geleden hadden, volgt: "ende diesen voorseyden schaede hebben wij verstaen bij gesworen eersten, boven al dien schaede die u Jan van Striene ende Henrick de Vriese, tot Aeth in schrifte lieten"
Lede, van der | 1410, 1415
De Raadt II p 346/Düss Cleves Mark no 692-4 en no 765; Düss Werden no 165
Achternamenindex
Jean van der Leithen en Pilgrim van der Leiten zegelen een akte van Henri van Oer; 1415: Pilgrim van der Leyten, chevalier scelle un aveu de fief relevant de l'abbaye de Werden; 1418: Pelgrim van der Lieten, chevalier, homme du duc de Cleves, comte de la Mark
1501-05-20 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 3245/3
Jaartallenindex
informatie te Dordrecht door mr Jacob van Almonde op verzoek van Daniel van Praet gehouden, ter ondersteuning van zijn request. Op 23 Mei neemt de commissaris een kijkje in de kerk van de Augustynen te Dordrecht om zich te overtuigen van de voorstelling op een schilderij altaar waarop een aantal leden van de familie van der Merwede afgebeeld staat, die naar verluid het onderschrift allen in diens van de vorst het leven lieten (vgl 1500-1501)
Butoir | 1488-10-27
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 129
Achternamenindex
Gillis Butoir had van de hertog de heerlijkheid Kreeke gekregen, die vrijgesteld was van alle heffingen; dit wordt betwist door dijkgraven beoosten-Ierseke, die in 1454 o.a. de molens in de heerlijkheid lieten berijden. Na zijn dood wordt het proces door zijn erfgenamen voortgezet; 1508-10-13: geschil over de vrijlating van de broers Gillis en Philips Butoir, die gegijzeld waren voor een schuld van 1687 Kar gld
1387-08-26 |
R.A.H. 45 fol 444v/Reg Albrecht IV fol 260v
Haarlem Algemeen
hertog Albrecht vergeeft Hughe van Riedwijc, Machtelt zijn wijf, Willem van Adrichem Florys Bakensoen, Willem Doevensoen van Riedwijc, Claes Jacob Berwoutsz.z, Jan van Riedwijc ende Ysebrant van Riedwijc onsen evelen moet, ende sceldense quyt van sulken broeken ende mesdaden als si tieghens ons ende onsen heerlicheijt misdaen moghen hebben van dien dat sij ons scouten huys van Haerlem aenghevochten souden hebben, ende van al des sij mit Philips van Cralinghe in dier tijt, doen hi onse schoute van Haerlem was, tjeghens ons misdaen moghen hebben ende bekennen dat sij ons dat wael ghebetert hebben. Ende hiermede so sullen sij vrij comen op alle hoer goed also alst zijt lieten, eer wijse ballinghe ons lands leyden, utgheset dat in onsen oirbair ghecomen is
1387-07-16 |
R.A.H. 45 fol 438/Reg Albrecht IV fol 257
Haarlem Algemeen
hertog Albrecht oorkondt dat wi vergheven hebben ende vergheven Hughe Baec, Bertelmees Jacobszoen, zinen knecht, Claes van den Weghe, Claes die Wolf ende Jan Wiggherszoen onsen euvelen moet ende sceldense quyt van sulken brueken ende misdade als si tieghens ons ende onser heerlicheit misdaen moghen hebben, van dien dat si ons scouten huijs van Haerlem aenghevochten souden hebben, ende van al des si mit Philips van Cralinghe in dier tijt doe hi onse scout van Herlem was, tieghens ons misdaen moghen hebben, ende bekennen dat si ons dat wael ghebetert hebben. Ende hiermede zo zullen si vrij komen op alle hoer goed also als zijt lieten eer wise ballinghen ons lands leiden, utgheset dat in onsen oirbaer ghecomen is. Eenzelfde vergiffenis voor Symon van Tetrode, Peter Duding, Pieter Waeijer, zijn zoen
Naaldwijk, van | 1408
Rek Rentmeester Kennemerland
Achternamenindex
Pieter van Naeldwijc: Ludencoech, (Vronen) 37 want 2 sneren, maakt 26 £ 3d (839 fol 7); (fol 27v) Pieter van Naeldwijcs erfgenamen en Willem Dircsz, afterstal van 1406 van Lunencoech dat zij leggen lieten, 9 £ 9sc 5d; 1406: (837 fol 6) Ludencoech, 37 want 2 sneren, maakt 26 £ 13d; 1407: (838 fol 7) idem; 1412: (842 fol 25) afterstal van 1411, Pieter van Naeldwijc, van Lunencoech, 11 £ 5sc 7d; 1411: (841 fol 24v) afterstal van idem van 1410, 11 £ 2sc 7d; 1409: (840 fol 13v) 26£ 13d van Vroonland
1495-08-21 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl I dossier 142/2
Jaartallenindex
sententie van de Grote Raad van Mechelen (802.97): Jan van Diemen, Dirck Claesz e.a. uit Amsterdam contra Magistraat van Haarlem. In een statenvergadering van Holland besloot men in 1491 in verband met de Vlaamse opstand de visserij te beschermen. De kosten van de daartoe benodigde oorlogschepen zouden worden omgeslagen over de gevangen vis en andere goederen (last- en pondgeld). Blijkbaar maakten de andere steden, in afwezigheid van Haarlem, nadere financiële afspraken met eisers [vermoedelijk reders en kapiteins]. Eisers lieten daarna voor de omgeslagen kosten - voor Haarlem 400 R gld via het Hof van Holland beslag leggen. Zekere Clais Co[u]rf, schout van Haarlem, werd gedwongen een schuld aan Haarlem ter hoogte van het gevorderde bedrag aan eisers te voldoen . Haarlem ging hiervan in appel. Evenmin als Dordrecht en Gorcum achtte de stad zich niet door het meerderheids besluit gebonden. Uit deze kwestie kwamen nog andere geschillen voort (vgl sententie 802.62 dd 1494-10-03 en 802-77 dd 1495-02-06)
Fick | 1560-1562
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 555
Achternamenindex
Jacob Fick en Cornelis Loefsz, te Amsterdam, met Hans Spenckhuizen en Wynolt Felinck, reders, lieten een door broei aangetaste lading uit het schip dat daarom naar Amsterdam was teruggekeerd, overladen in kleinere schepen; de andere helft zou naar Spanje vervoerd worden door een schipper uit Stavoren. Jacob Fick schreef een wissel uit op Hans von Pelcken in Spanje van 150 dukaten; schipper kon wegens ongunstige wind niet vertrekken. De reders haalden het schip leeg, schipper eiste schadevergoeding die het gerecht van Amsterdam hem toekende op 1560-03-27; eisers gingen in beroep bij het Hof, Hans Spenckhuysen en Wynolt Felinck berustten in het vonnis van Amsterdam