3 resultaten

1361-01-09 |

Cartul St Jan Haarlem no 664
Haarlem Algemeen

Jacop cureyt van Westzaenden en Jan die Gruter, vicecureyt der parochiekerk van Haerlem, priesters, vidimeeren een brief van anno 1320 in Palmenavond: graaf Willem oorkondt dat jvr Hasekyn Jansdochter van Zaenden met haar gecoren voogd Willem ver Maertenz, al haar goed opdroeg aan Jacob, bisschop van Zuden

Herlaer, van | 1626-10-18

O.R.A. 2082
Achternamenindex

vierschare gehouden bij het gerecht van Egmond op Zee: Loeff van Harlaer en -- contra Pieter Maertensz, timmerman, gedaagde, om verzoek te horen; Geldolff Jansz van Harlaer en - cas van garant contra Pieter Adriaensz, gedaagde, om voorts te procederen volgens de laatste retrovate ---; 1630-12-20: Louff van Harlaer en Claes Cornelis Brechten contra Maerten Maertenz

1518-10-22 | Over Vecht, Weesp

Leenregister Huis ten Bosch bij Uitermeer 138bis fol 1v
Jaartallenindex

Johan van Duvenvoerde, Raedt ordinaris van de koning, oorkondt dat voor mij als voogd over Aernt van Duvenvoerde Ghijsbertsz van Duvenvoerde, myns broeders zoon sal. mem, mijns lieven neven ende in sijnre absentie verschenen zijn Aeff Gerrit Maertenz. dochter met haren zoon heer Jan Michielsz, priester, met Willem Hermansz als hun beider voogd, overgedragen hebben enen margen lants gelegen over die Vecht in eene stucke lands genaemt die Zanthuevell, groot wesende vier margen lants, belend zuidwaerts: Jan Claes van Muijdenzone, noord: Claesgen Claes Heynenz weduwe mit horen kinderen, alzo als men die van der hofstede van den Bosch tot Utermeer te leen houdende was. Johan beleent hiermede vervolgens Willem Gerritsz tot een goed onversterfelijk erfleen. Ende alsoe die voirs. Willem Gerritsz oflivich geworden is, heeft hij die voirs. 9 morgen lants geerft nae den leenrecht op zijn oudste dochter Aeffgen. Ende die gemeene vrienden ende maeghen bisonder Maertyn Gerritsz een rechte oom ende geboiren voocht ende momber, dit voors. leen begeert hebben te willen setten op Willemtgen, sijn joncste dochter. Johan hiertoe genegen zijnde, beleent thans Willemtgen ermede ten overstaan van bovengenoemde leenmannen. Maertijn belooft den eed te doen (1546-10-27)

Ghysbert Willemsz, Jacob Gerritsz, mannen van leen