3 resultaten
1486-10-07 |
Inv Arch Kapittel in den Hage regest 349
Jaartallenindex
heer Mairtyn Aerntsz, priester, verklaart dat hij een rente van 1 £ gr Vls bezit op een woning en land in het ambacht van Voirburch, toebehorende aan Jan Gerdynsz [er staat: Gordonsz] en dat Jan Gerdynsz [ook hier staat Gordonsz] voornoemd bevoegd is deze rente op bepaalde voorwaarden te lossen
zegel van Philips Florisz, schout van Voorburg, heer Martyn Aerntsz en Dirc Willemsz
1453-08-15 (1) |
Arch Kerkvoogdij Haarlem Inv 186 fol 20v regest 133/Cartul Zeven Getijden Haarlem
Haarlem Algemeen
scepenen in Haerlem oorkonden dat Jan Symon Dircsz.z puerlick om Gods wille in rechter aelmisse geeft aan de Zeven Getyden: 1) op Rombout Hermansz huijs en erve in die Scutterstrate, belend an die een zyde: Jan Lourijsz, an die ander zijde: Jacob Ysbrantsz, afterwaerts streckende an Willem Mairtyn Revelincxz erve, ⅙ deel van een Reynaldus gld sjaars, 2) op Jan Lourysz voors. huys en erve in dieselve strate an die een zijde: Rombout Hermansz, an die ander zide: Jan Jansz, afterwaerts streckende an die Clootbaen, ⅙ deel van 1£ Holl sjaers
Jan van Huessen en Geryt van Noortich, schepenen (met twee zegels)
1443-02-09 (1442) |
R.A.H. Coll Roeperpapieren Inv no 6 regest 32
Haarlem Algemeen
scepenen in Haerlem oorkonden dat er een twist geweest is tussen Gheryt Mairtyn Gherytsz.z an die een zide en Machtelt Maertyn Gherytsz weduwe met haar broeder Pieter Roeper als voogd, over de erfenis en goederen die Machtelt tesamen met haar man Maertyn bezeten hadden. Welc geschil zij op een boete van 100 Eng. nobelen aan de uitspraak van scepenen verbleven zijn. De uitspraak luidt: dat de landen die zij elkander bij huwelijksvoorwaarden hadden aangebracht gedeeld zullen worden ½ om ½. T.a.v. de goederen die aan Machteld's twee kinderen bewezen zijn in der weeskinderboec, waaarvan Gheryt Maertynsz ½ opeist, en de goederen daerof bij bespreck, testament ende utvaert van Machtelden kinderen weghen uytghegeven en in de boedel gecomen zijn, zeggen scepenen "dat doot ende tenijet wesen sal". Dood en teniet zullen zijn alzulke sculden als Gheryt Mertynsz hoer eyschende is ende men zijn vader sculdich was tot Denremonde dat zijn vader bij sinen levenden live bij Pieter Jansz zijns neven hant ontfangen heeft, en tevens de schulden die zijn vader in zijn leven ook ontfangen heeft bij Gheryt van Werven hant van zijn renten tot Vilvoerden
Lottyn Gherytsz (zegel: een staande vis, vergezeld van een sterretje, Jan van Huessen, jonge Symon van Adrichem (een klimmende leeuw beladen met een rad, waarboven een barensteel), jonghe Gheryt Brawe, Jan van Adrikem en Willem van Assendelft, schepenen