6 resultaten
Veen, van | 1473-03-28
Ons Voorgeslacht 02-1989 p 67
Achternamenindex
grafelijk leen: no 30A) de helft van huis of erf te Alkmaar, Claes van den Veen voor zijn vrouw Clementia Jan Moensdochter na dode van haar tante Machteld van der Beets; 1474-03-30: Laurens Coenraadsz na overdracht door Claas van Veen, voor zijn vrouw Clementia; 30B) de andere helft van dit leen, 1440-08-13: Adriaen Claesz voor zijn vrouw Elisabeth Jan Moensdochter, na dode van haar moeder Aleid, dochter van Pieter heer Dirksz van der Beets, belast met 6 R gld voor het huwelijk van Clementia, dochter van Jan Moens; 1444-06-02: Jan Jansz voor zijn vrouw Beatrijs Jan Moensdochter, bij dode van haar zuster Elisabeth; 1444-08-14: Clementia Jan Moensdochter, na dode van haar zuster ELisabeth, met ⅓; 1473-04-06: Willem Pietersz voor zijn vrouw Chrstina Jan Moensdochter, na dode van haar tante Machteld van der Beets; 1474-03-30: Laurens Coenraadsz na overdracht door Christina
Adriaen Claesz | 1440-08-13
Ons Voorgeslacht 02-1989 p 67
Voornamenindex
grafelijk leen: no 30B) de helft van huis of erf in Alkmaar, Adriaen Claesz voor zijn vrouw Elisabeth Jan Moensdochter, na dode van haar moeder Aleid Pieter heer Dircsz van der Beetsdochter, belast met 6 R gld voor het huwelijk van Clementia Jan Moensdochter; 1444-06-02: Jan Jansz voor zijn vrouw Beatrys Jan Moensdochter, na dode van haar zuster Elisabeth; 1444-08-14: Clementia Jan Moensdochter, na dode van haar zuster Elisabeth, met ⅓
1505-05-08 |
R.A.H. Coll Aanw 138 Caput Kennemerland fol 20
Jaartallenindex
koning Philips oorkondt dat hij Gerrit Willemsz beleent met 13 deymden lands gelegen te Oosthuysen, hem aangekomen bij dode van Kerstyne Jans Moensdochter, tot een onversterfelijk erfleen, te verheergewaden met een rode sperwer. Geinsereerd in een vidimus van 1514-05-04. In absentie van onsen zegel bezegeld met onsen signet
Tyelman van Dulleken, Dirck van Boneem, Huych Gysbrechtsz, Heynrick Smout, cleen Jan Bruyn, leenmannen
Poelgeest, van | 1409-07-25
Ons voorgeslacht 02-1989 p 65-67
Achternamenindex
grafelijk leen: no 30) huis en erf te Alkmaar, Jan de Boel (de Bole) voor Machteld van Poelgeest, weduwe, Pieter heer Dircsz [van der Beets] voor de helft en Machteld, Johanna en Aleid voor de andere helft; 1421-01-09: dezelfden; 1429-09-26: Machteld beleend met de helft en haar dochters Aleid en Machteld elk met een kwart; het gesplitst in A en B: 30A) Machteld dochter van Pieter heer Dirksz; 1473-03-28: Claes van der Veen voor zijn vrouw Clementia Jan Moensdochter, na dode van haar tante Machteld; 1474-03-30: Laurens Coenraads na overdracht door Claas van Veen voor zijn vrouw Clementia
1567-10-20 (1) |
R.A.H. Coll Aanw 138 Caput Kennemerland fol 22
Jaartallenindex
request van Willem Dircsz, enig achtergelaten zoon en erfgenaam van zijn moeder Cristina Gerritsdochter, wonende te Edam. In het jaar 1505 werd Gerrit Willemsz, poorter van Edam, beleend met 13 deymden land te Oosthuysen, na dode van zijn moeder Kristina Jan Moensdochter (belening 1505-05-08). Op 1514-05-04 droeg Gerrit Willemsz aan elk van zijn twee zusters, Machteld en Ael, ⅓ van dit leen over. Na Gerrits dood kwam het leen op zijn zoon Symon Gerritsz, die in 1515 beleend werd, terwijl Machteld en Ael zonder leenbrief in het rustig bezit van hun ⅓ deel bleven. Toen Ael Willems kinderloos overleed, kwam haar ⅓ deel op Gerrit en Machteld. Symon Gerritsz erkende ook dat aan Machteld, zijn moeije, ½ van het leen toebehoorde, nochtans werd hij in mei 1515 met het gehele leen beleend. Hij liet zijn tante Machteld in het bezit van haar helft en verdeelde zijn helft onder de beide zusters van zijn vader, Christine en Geerte, die dus elk ⅓ van ½ verkregen, echter zonder leenbrief. Symon Gerritsz behield ⅓ part dat op zijn vier kinderen kwam, o.a. Claes Symonsz en de voors. Cristina hun ⅓ part van ½ op de suppliant en Gerrit Dircsz zyn broeder. Daar deze Gerrit kinderloos stierf, werd ⅓ van ½ gedeeld tussen Symon en hem suppliant en zijn broeder Gerrit in 6 delen, waarna dus hem suppliant via de dood van Gerrit nog ⅙ deel aankwam, makende tesamen 3 deymten min een half vierendeel van een deymt uit de 13 deymden. Van welke dertien deymde Claes Symonsz, zoon van Simon Gerritsz, op 1543-07-20 belening verkeeg. Machteld overleed, nalatende een dochter Lysbeth, die bij haar man een zoon Mathys Claesz naliet. Mathijs liet twee zoons na, Claes en Frans die ½ van 13 deymde bezitten. Suppliant verzoekt belening met zijn portie en remissie van wanverzoek. Deze wordt hem verleend tegen betaling van 3x de dubbele rechten (vgl 1567-08-23)
1567-08-23 |
R.A.H. Coll Aanw 138 Caput Kennemerland fol 16v
Jaartallenindex
request van Heynrick Fransz, wonende te Edam, als oom en voogd of curator van Claes en Frans Mathyszonen, dat in den jare 1505 Gheryt Willemsz beleend is met 13 deymden lants te Oesthuysen na dode van zijn moeder Kerstijne Jan Moensdochter (leenbrief dd 1505-05-08), dat Gerrit Willemsz op 1514-05-04 dit leen overdroeg aan zijn twee zusters Machteld Willems en Ael Willems, elk voor ⅓. Daarna is Gerrit Willemsz overleden, waarna dit leen kwam op zijn zoon Symon Gerritsz, die in het jaar 1515 beleend werd. Machteld en Ael bleven tot hun dood in het bezit elk van ⅓ deel van dit leen, zonder hiermee belening te hebben verkregen, "uijt simpelheijt ofte onwetendheid". Ael overleed kinderloos, waardoor haar portie kwam aan Gerrit en Machteld. Symon Gerritsz, wetende van de opdracht door zijn vader gedaan, bevestigde deze en erkende dat zijn moeye Machtelt Willems in het bezit was van ½ van het voors. leen, waarmede Symon Gerritsz in mei 1515 als geheel beleend was. Symon had vervolgens de hem competerende helft gedivideerd onder zijn zusters Geert en Karstyn Gerrit Willemsdochters. Toen Symon overleed, liet hij een zoon na genaamd Claes Symonsz. Machteld Willems overleed en liet een dochter Lysbeth na, die bij haar man een zoon had, genaamd Mathys Claesz. Op 1543-07-19 werd Claes Symonsz met het gehele leen beleend. Daar hij onmondig was, hebben zijn voogden daarop ½ van het leen getransporteerd op Mathys Claesz als erfgenaam van zijn grootmoeder Machteld Willems, blijkens transport voor leenmannen 1543-11-03, zonder dat Mathys Claesz overmits zijn simpelheid brieven van verly verkreeg. Mathys overleed en liet twee zoons na, Claes en Frans, tegenwoordig bezitters van de helft van het leen. Daar zij weeskinderen zijn en nog onmondig, verzoeken hun voogden voor hen belening met deze helft. Zij verzoeken remissie van het verzuim van wanverzoek. De koning beslist dat, daar 3x verzuimd is belening te vragen, thans 3x het dubbele heergewade moet worden betaald