18 resultaten
1494-03-17 (1493) |
R.A.H. Coll Aanw 110 Caput Z.H. fol 23v
Jaartallenindex
alsoo Jan Nemory tot zijn mondigen dagen gekomen is, soo heeft hij op huiden den behoorlyken eed gedaan in handen van den grave van Egmond, stadhouder generael
in presentie van Jacob Clamp, Jan Wynantsz, Willem Jacobs natuerlyke zoon van Assendelft, by was ick B. Buschuizen
1504-08-23 |
Arch Marquette no 1106/Cartul Assumburg no 311
Jaartallenindex
Walraven heer tot Brederode etc oorkondt dat hij Gherit van Assendelft heeren Claeszoon, ritters, onser neven, waarvoor hulde doet tot Gherits mondigen dagen toe Peter Hanneman, (beleend heeft) met "twee acker landts leggende int Bossye van Scoerle, daer lenden af zijn zuid: Peter Cuperzoen, oost: Allart Jansz, noord: Symon Petersz. Tot een onversterfelijk erfleen
Phillips Ruychrock van de Werve, Phillips Schoick, mannen der graeflicheyt
1515-11-03 |
R.A.H. Coll Aanw 241 fol 73/Mem. Hof van Holland, Sandelyn fol 39v
Jaartallenindex
compareerde voor den Hove van Holland juffr. Ysabeel weduwe joncker Willem van Reymerswale, ende renunchieerde en gaf over haren zone Adriaen van Reymerswale ende hare dochter jvr Quyntina van Reymerswale, die voochdie ende administratie van de voors. haren kinderen goeden, bij haer tot desen dage toe geadministreert ende achtergelaten bij wijlen haren vader Willem van Reymerswale, alsoe die voors. hare kinderen nu tot haren mondigen dagen gecomen zijn. Adriaen en Quintina verklaren zich deswege voldaan
1487-05-26 |
geen bron
Haarlem Algemeen
koning Max. en Philips oorkondt dat Geryt Jansz van der Voirdt, die mits dat hij noch omtrent zijn mondigen jaren was, mit ende int bij wesen van zijn oom Geryt Gerytsz ende oick zijn zuster man Geryt Gerytsz, hem heeft opgedragen "tot behouf van Willem van der Voirt, oick die voirs Geryt Janszoons oom, alsulke 15£ Holl sjaers als hij hadde uyt der gruyte ende tollen binnen onser stede van Haerlem". De hertog beleent Willem er vervolgens mede tot een erfleen, gelijk zijn neef Geryt dat te houden plach
1494-07-15 |
G.A. Amsterdam Arch B.W. Amsterdam Inv no 554 regest 582/St Lucienklooster Amsterdam fol 360
Jaartallenindex
scout en schepenen van Abcoude St Pieter oorkonden dat "Jan Lourensz ende Evert Lourensz gebroders, die beijden tot haer mondigen jaren gecomen waren, mit Huge Jansz haren oudevader van haere vaders wegen" verkocht hebben aan het St Lucienconvent te Amsterdam, "een mergen lants gelegen in die sate lants die Govert Janszoens erfnamen leggende hebben in den gerechte voirs, daer haer cleijn huijsinge nu ter tijt op staet, daer boven oestwaert naest gelant is dit selve convent van Sinte Lucien voirs. mit Claes Gerijtzoens bruijcweer plach te wesen, ende beneden westwert Claes Aelbertsz mit sine medewerkers"
Willem Ot Jansz (zegel: een zwaan, links boven een ster), schout, Vechter Stevensz (een wassenaar, boven in het midden vergezeld van een ….), Ysbrand Bongersz (4 rozen of 4 zuilen in het midden vergezeld van een ster [?]), schepenen
1468-10-19 |
A.R.A. Leenkamer 39 Copie fol 143/Reg Charolais fol 2 katern
Jaartallenindex
mr Anthonis Michielsz veroorlooft namens de hertog als heer van Putten, dat Jan van Dryberghen Anthoniszoen van Dryberghen, die noch tot zynen mondigen jaren niet ghecomen en is, mit wanen versoecke tegen minen genad. heere niet versuymen noch verbueren en sall van een landekyn gheheten Enghelandt mit enen rietbroeck dat geheten is die Heyninghe, mit eyghen ende mit eynde ende mit allen zynen toebehoeren, gelegen in den lande van Putt, hem aanbestorven van zijn vader Anthonis van Dryberghen. Zodra hij mondig is, zal hij zelf belening moeten vragen
1459-10-11 |
A.R.A. Copie Leenkamer 39 fol 7v/Reg Charolais fol 5
Jaartallenindex
is Kerstyn Henrick Claeszdochter, die op dese tyt drie jaer oudt is, ten vervolge van Jan die Rode, haar voicht, een utsettinge gedaen, van wege myn heer van Charolais, van 13 morgen lands, die zij schuldig is te houden van myn here van Arkel, dat sy mit waenenversoecke niet versuymen, noch verbeuren en sall, tot der tyd toe dat sij tot hoeren mondigen jaren gecomen sal wesen, mits dat sij betaald heeft 3£ goets gelt tot 40 gr st, die sij sculdich was van heergewade nae uytwysinge haers briefs. Ghedaen by mr Anthonis Micielsz, daer ick mede by was T de Zwyeten
1468-01-05 (1467) |
A.R.A. Leenkamer 39 Copie fol 136v/Reg Charolais fol 66
Jaartallenindex
mr Anthonis Michielsz beleent Cornelis Dirksz met 2 morgen lands gelegen in Schoonreloo genoemd die Hoydrift, oost: Wouter van Matenesse, zuid: Claes Aerntsz, west: dat convent van Egmonde, noord: Willem Venijn, hem aanbestorven bij dode van zijn broeder Danckairt Dirks, die ze van de heerlijkheid van Putten in leen hield. Te houden tot een onversterfelijk erfleen, zoals zijn voorvaders. Te verheergewadenmet een sperwer of een Bourg. scilt. Want Cornelis voorn. noch tot sijn mondigen jaren niet gecomen is, so heeft zijn oom Willem Venyn voor hem hulde en manschap gendaan. Zodra hij mondig is zelf de eed te doen (vgl 1466-10-10)
hier waren over: mr Heynrick van der Mye, Jan Dedell, leenmannen van Holland
Schoten, van | 1422-10-03
Van Mieris IV p 660
Achternamenindex
"Johan etc doen cond allen luden, want Vechter Gherbrantssoen ons ende onser heerlicheit in sekeren puncten broickachtich geworden is, ende oic desselven Vechters wijff, overmits dat sij hoir dochter binnen horen mondigen jaren utgegeven ende gehijlijct heeft an jonge Jan van Schoeten, buten orlove ende consente van des kints maghen van sijnen vier vierendelen, ende buten der stede Raiden van Hairlem, als dat behoirt, dair an des voirsz. Vechterswijf ons grotelich gebroict heeft. Van welken broicken die voirsz. Vechter ende sijn wijff mit ons gedadingt hebben, ende ons dat gebetert"
1469-03-15 (1468) |
A.R.A. Leenkamer 39 Copie fol 143v/Reg Charolais fol 2 (katern)
Jaartallenindex
Anthonis Michielsz namens de hertog als heer van Putten consenteert dat Walraven Pietersz, die noch beneden zynen mondigen jaeren is, dat hij mit wanen versoecke tegen myn Heere niet versuymen noch verbueren en sal van alsulcke 8 lijnen landts, alsghelegen syn in dat oude lant van Poirtegael in die Rooden [Roon ?] onder dat huijs daer Danckaert Walravensz in te woenen placht, die hi sculdich is van der heerlijkheid Putten te versoecken ende te leen te houden, die hem van zijn vader Pieter Walravensz aanbestorven zijn, die ze van de heerlijkheid van Putten te leen te houden placht, blijkens leenbrief van 1457-05-11, gegeven bij mynen Jonchere van Gaesbeecke. Tot der tyd toe dat hij tot zijn mondige jaren gecomen zal wesen (vgl 1467-05-01)