1 resultaten
1554-06-06 |
R.A.H. Coll Aanw no 1029
Jaartallenindex
Jacob Amelsz, schout van Ursem, oorkondt dat Joost die Milde ende Martin Ruijs, poorters der stede van Antwerpen, en Joost tevens namens Berrith Ruijs, broer van Martin Ruys, voor ¼ deel, transporteren aan Cornelis Jan Ghysbrechtsz, van Haerlem, alle deze nabescreven percelen van lant met die erven, gelyk Cornelis Jansz tot Ursem c.s. die gebruiken: 1) land geheten "die t voer doers lant", groot 3½ mad, oost: Jacob Baertsz, oudt zeetlant, west: joffrouwe Marie van Nes erfgenamen, 2) land genaemt "het ryedtlandt", groot 3 maden, ook in de ban van Ursem, oost: Jan Jacob Barth, west: Symon Pietersz, 3) land aldaar genaamd "Bubbelant" mit twee laenkens, groot 6 maden, oost: Marie van Nes, west: Jacob Baertsz, 4) een crommeacker, groot ½ mad, oost: Marie van Nes, west: Jacob Symisz, 5) land genaemt "t seven madt", groot 6 mad, oost: Marie van Nes, west: Jacob Symisz, 6) land genaamd "Eelcamp", groot 5¼ maden, oost: Mari van Nes, west: Pieter Pietersz alias Packen, 7) ½ van een weydt genaamd "Cruyffven", gemeen met Brechte Gerrits weduwe en Berrith Symisz, west: Olbrant Jansz van Haerlem, oost: die erfgenamen van mr Willem Jelisz. Van al deze landen komt ¼ deel toe aan het St Elisabethsgasthuis te Haarlem. Ende noch die soen van Dirck Maertsz van Antwerpen, bij name Martin Dircksz, komt toe ⅓ deel van ¼ deel. Ende Joost die Milde en Martin Ruys en Joost voorn. namens Berrith Ruys beloven vrijwaring (vgl 1542-08-23)
bezegeld door Jacob Amelsz, schout (zegel vermoedelijk een rechtopstaande vis met gespleten staart)