16 resultaten
Schoute, de |
Batavia Illustrata bl 1138, 1016, 864
Achternamenindex
genoemd: Floris de Schoute x Clara van Gent, zoon Floris de Schoute, ridder x Johanna van Voorhout; 1600~1630: Willem Schouten, rekenmeester van Holland, Maria Schouten x Joachim van Myerop; 16e eeuw: Hubert van der Schout x Lambertina Pennix, zoon Gysbert van der Schout x Maria van Bevere, zoon Johan
1322-05-07 |
A.R.A. Copie Leenkamer no 27 fol 38v/L.R. fol 12
Jaartallenindex
graaf Willem aen alle onsen goeden luden van Staveren: wij senden tot u Andriese van Wike die u desen bryeff bringhet onse schoute te siene in onse poirte van Staveren, want wine onse schouten aldaer ghemaeckt hebben bij alre der gheenre wille die voir ons waeren in die Haghe van onser poirte van Staveren. Hij beveelt Andries als schout te ontvangen, ende met hem doet all dat ghij schudich siet te doene. Ende also als onse handvesten houdt ende huijsten in alsulck eene herberghe, dair hij wesen wil. Ende wair yemandt van Staveren, die hinder, cost joff schade hadde, omme dat hij onsen schoute huysde ende herberghede, dien cost ende schade souden wij oprechten ende betalen ende scadeloes houden
Scoutate | 1374-03-24
Ons Voorgeslacht 1979 p 220
Achternamenindex
leenregister van Putten: de tiende van Schiekamp in het ambacht van heer Simon van Markenburg: Dirk van der Merwede bij dode van zijn vader Hendrik van Waes, met lijftocht van Alverade, dochter van Nicolaes Schoute, van Dordrecht, op de helft
Schout | 1410~
Leenregister Culemborg
Achternamenindex
leenregister van Culemborg: - Heinric Scout en Jan Scout ½ hoeve onderdeeld, belend boven: Heinric Ceve, beneden: Voern van Vyanen (fol 26v); tijns van Culemborg tot Mauderic: - Heinric van den Oerde en Aernt Schoute van 2 morgen in Wykermate, belend beneden: Mechtelt Stevensdochter, 4 d (fol 110)
Heukelom, van | 1331-1332
Reg Rek Bisdom Utrecht I p 484
Achternamenindex
rekening van de schout van Amersfoort: "item verteerden die met mijn here van Utrecht waren, tot Almelo, tot Amersfoerde, alse: Jan van Hoekelem, Hertberen van Yselsteyne, Otte van Yselsteyne, Henri van Vyanen, Ghyselbrecht uten Goye, Elyaes van Woudenberch, Ernst van Wulven, Florens van Jutfaes, die schoute van der stad en Jan van Benemale, 16 £ 11 sc 8d"
1365-04-03 (1364) |
Inv Arch Kerkvoogdij Haarlem no 262/St Bavo Haarlem; R.A.H. 44 fol 145/Reg Albr. IV fol 88
Haarlem Algemeen
hertog Albrecht oorkondt dat hij gegeven en bevolen heeft, omme dienst wille, die hi onsen lieven broeder gedaan heeft ende noch doen zal, aan Mathyse Willemsz, onser liever gesellinne pentier, onse boedambacht tot Haerlem, tot sinen live te bewaren. Hij beveelt de schout van Haarlem om hem uit te reiken jaerlixe van onser wege: een pair cledere ende enen winterroc; 1365-04-03 (1364): Mathijs Willemsz gegeven dat bodeambacht tot Haerlem tot sinen live, mit een paer cleder ende enen winterroc, die him die schoute aldair van myns heren wegen alle jaer utreyken sal
per dominos de Brederode, de Egmond et Ysselsteyn, G. de Heemstede, get. Th Vopponis
1541-09-23 |
R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 240v
Jaartallenindex
gesien bij de luyden van de reeckeninge in den Hage, de requeste hem gepresenteerd van wege Claes Adriaensz, poorter van Leyden, hoe dat hij van de grafelijkheid van Holland ten rechten leen houdende is 15 morgen lands gelegen in den ambacht van Alphen in den Hoorn ende noch 5 oude schilden per jaar, gaande uit der schoute van Aerlanderveen, die hij gaarne zou transporteren aan enen Heindrick Maartsz van der Horst, poorter van Amsterdam. Claes is getrouwd en heeft vier zonen in leven, van wie er twee getrouwd zijn, de ene mede een zoon hebbende. Hendrick Maartsz heeft slechts één zoon, die pas 1 jaar oud is, en hij verzoekt consent voor de overdracht van dat rechte leen. De rekencamer consenteert derhalve het verzoek (vgl 1541-07-01 en 1542-04-04)
present: van den Ketel
1362-09-05~ | Schiedam
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 II fol 95/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
"den brief van 25sc goets gelts in die stripe". Ick Jan van Scije, schout tot Scije in tsgravenambacht, ende Peter Bruynenz en Aelwyn Gheritsz, buerluden in denselven ambacht, oorkonden dat voor ons quamen Ffije Claes Veren Aleijdenz weduwe en haer zone Aernt Schoute, en haer dochter Haze, en bewyseden ende besetteden heer Daniel van Mattenes 1£ goets gelts sjaers voor dat pont dat hij staende op dat huis en hofstede neffens der veste te Sciedam, op die 2 morgen lands die gelegen zijn in Schieban die geheten zyn die Strypen, an die westzijde: Aper van Swindrecht, an die oostzijde: lande dat Jan Venijns placht te wesen en Hughe Loefs. Daer Jan van Scije, schout, en Peter en Aelwyn, buerluden mede geen zegel hebben, zegelt Peter Venyn Jansz van den Oudendyck voor ons. Gegeven 1362 des Dinxdages na St Aechtendach (fiche zonder datum)
1322-04-30 |
A.R.A. Copie Leenkamer no 27 fol 34v, 35/L.R. fol 11
Jaartallenindex
graaf Willem oorkondt: want wij verstaen hebben dat onse goede luyde in Wieringherlandt verladen sien mitten ghiften die sy ons en ambochtsluden van Wieringherlant te geven plegen dat hem te swaer is ende wij niet ghedoghen en willen. Soe ombieden wi onsen goeden luden van Wieringerlande voirs. ende willen dat sij gheene ghifte en gheven onsen baljuw noch onsen rentmeester, noch onsen schoute van Wieringerland die die ghemeente ghelden sal. Ende waer dat saecke dat sij enige ghifte gaven boven onsen ambochtsluden voirs, soe verboerde elck man van Wieringerland jegens ons 10£ Holl. Eodem die oorkondt graaf Willem: dat onse goede lude van Wieringerland swaer verladen sien mitter dadinge van waerlycke schout [wereldlijke schuld], des wy niet gedoegen en willen. Hij beveelt hen dus dat zij nergens recht verzoeken zullen van wairlycker schout dan voir horen daghelycksen rechter van Wieringerlant, op een boete van 10£ Holl
1387-08-26 |
R.A.H. 45 fol 444v/Reg Albrecht IV fol 260v
Haarlem Algemeen
hertog Albrecht vergeeft Hughe van Riedwijc, Machtelt zijn wijf, Willem van Adrichem Florys Bakensoen, Willem Doevensoen van Riedwijc, Claes Jacob Berwoutsz.z, Jan van Riedwijc ende Ysebrant van Riedwijc onsen evelen moet, ende sceldense quyt van sulken broeken ende mesdaden als si tieghens ons ende onsen heerlicheijt misdaen moghen hebben van dien dat sij ons scouten huys van Haerlem aenghevochten souden hebben, ende van al des sij mit Philips van Cralinghe in dier tijt, doen hi onse schoute van Haerlem was, tjeghens ons misdaen moghen hebben ende bekennen dat sij ons dat wael ghebetert hebben. Ende hiermede so sullen sij vrij comen op alle hoer goed also alst zijt lieten, eer wijse ballinghe ons lands leyden, utgheset dat in onsen oirbair ghecomen is