83 resultaten
Culemborg, van | 1140, 1160
Batavia Illustrata bl 1195
Achternamenindex
de heren van Culemborg afkomstig van de vorsten van Cleef; (Anth. Hovaeus) "Rudolph van Bosingem uyt de graven van Teisterbant gesproten in t jaar 1140 of soo andere seggen in het jaar 1160"
Asperen, van | 1341-01-14
R.A.H. Coll Aanw 63 fol 353v
Achternamenindex
brief van de heer van Asperen, "daermede hij belooft te houden alsulcke seggen als die grave van Holland geseijt ende uijtgesproken hadde tussen hem ter eenre ende den heer van Arkel ter andere zijde"
Arkel, van | 1341-01-14
R.A.H. Coll Aanw 63 fol 353v
Achternamenindex
brief van Jan heer van Arckel,"daermede hij belooft te houden alsulcke seggen als die grave van Holland geseijt ende uijtgesproken hadde tussen hem ter eenre ende den heer van Asperen ter andere zijde"
1330-04-09 |
Van Mieris II p 495/Reg E.L. 11 fol 24
Jaartallenindex
graaf Willem oorkondt: dat de stad Utrecht met haar hulpers ter ener-, en Heynric van der Lecke en zijn hulpers ter andere zijde, de uitspraak over hun twisten aan hem verbleven zijn. De uitspraak luidt: 1) alle gevangenen zijn vrij, zonder kost of schattinge, 2) wat Heynric c.s. van de stad "opgheboirt hebben" en omgekeerd "segghen wi quite", 3) voirt seggen wi alle eysche jof rechte, dat Heynric van der Lecke of zijn vrouw jvr Margrieten van Haghensteyn eyschen of hebben mogen teser tyt an den huse te Lichtenberch quite, ende des huys also verre alst hem anlopen en mochte der stat voirs. vrieliken te bruken, 4) de stad Utrecht zal "stillen al diegenen, die scade genomen hebben" van Heynric van der Lecke en zijn helpers, en ook omgekeerd, 5) beide partijen schelden elkaar de wederzijdse eisen quijt, 6) de graaf zegt geen seggen van den knape die de schout van Utrecht met zyn hulperen wonte [te lezen: wondde ?] binnen den gerecht van der Nieuwervairt, alse van den rechte dat heren Willem van Duvenvoirde daerof toe behoirt, mar van den knape seggen wi een alinghe soene
1519-11-10 |
Ms Opstraeten v.d. Molen III fol 330
Jaartallenindex
ick mr Jan Jansz [hij ondertekent met: Jan Jansz, priester] kenne en lijde mits desen geloeft te hebben ende geloefve Wouter van Bekesteyn ende Elisabeth Jansdochter myn suster in huwelijksvoorwaarden: 1) 9 hont lants met huys en erve in Heemstede achter die capel, bruict Ghijsbert Pietersz en Claer Clachsoie Meusdochter om 21 R gld sjaers, 2) 500 R gld eens na mijn doot. Dit alles vrij van inbreng in zijn nalatenschap, met allerlei bepalingen omtrent de vererving. In margine staat: Van Scherpenseel. Dit stel ick daerbij alsoo de descendenten sulcx willen seggen. Sy was een dochter van Jan Voppenz ende Berchtlant Peter Petersdochter. Dese Peter Petersz seggen de voors. descendenten dat sijn toenaem was van Beets. Elisabeth voors. sterff 1534 den 10 April
Costijn Gillisz | 1408
Rek Rentmeester Kennemerland
Voornamenindex
Costijn Gillisz: van de tienden van Medenlike Zuder- en Nordercoech, verhuert tot seggen mijns liefs heren Rade, 36 £ (839 fol 11v); 1406: (837 fol 7v) van de tienden van Medemblic suder- en noirder Koech 31 £
1531-04-03 | Zandvoort
Keur- of Gebodregister Haarlem p 58, fol 175v, p 61
Jaartallenindex
verbod dat geen inwoonders of poorters, tot Santvoort sullen gaen hooren prediken, door dien veel questien komen over t seggen: gy Luyteranen, gy papisten en andere woorden; 1532-04-30: verbod dat niemandt buijten dese stad zal gaan hooren prediken tot Santvoort of op andere plaatsen
1377-10-20 | Leiderdorp
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 62/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
schepenen in Leyden oorkonden dat Rutgher Heijlenz, Hughe Claes, Machtelt Wildeken met haren voogd Jan Jacobsz, Erkenraet met haar voogd Herman Petersz, Willem Dijc ende Heyle uten Camp Claes Wildekenzoens kinderen, ende Jannes uten Camp haren broeder ende oemszoen die haer Jan ghewonnen heeft bij Haeyskiaen Claes Hoenendochter, ende droegen over een alinge seggen Rutger ende Claes kinder voors. aen die eene zyde, ende Jannes voors. an die ander zyde, des zij bleven aen mr Philips heren Dirck Robbrecht heren Philips Jacobsz, cureyt van Leyderdorp en Vranck Diedwarenz op een boete van 100 schilden, ½ tbv de bisschop van Utrecht en ½ tbv de zeggers: 1) Jan van den Camp zal houden alle dat goed dat heer Jan Rutgkers broeders voirs ende der kinder oem voirs Jannes zoen gegeven hadde ende gegeven heeft tot enen vryen eygen t zy te Leyden, Utrecht of in Zeeland, dat is te verstaen dat Rutgher Heylenz of zijn nacomelingen Claes Wildeken zoens kinderen voirscr en haar nacomelingen niet te seggen sullen hebben op Jannes uten Camp voirs. noch op syn nacomelingen van desen goede en erfnisse voors. Ende hiermede so scouten Rutgheer en Claes Wildekenzoens kinderen Jannes uten Camp voirn. vry van alles wat zy op desen goede en erfenisse te seggen mochten hebben. Gegeven anno 1371 s Dinsdages na St Lucasdach. Vidimus van 1378 s Dinxdages na St Bartolomeusdag (vgl 1378-08-31, 1376-08-13)
Vranck Michielsz en Willem Heynenz, schepenen
Arkel, van | 1385-03-30
R.A.H. Coll Aanw 63 fol 378
Achternamenindex
brieven van Otte heer van Arckel "inhoudende dat hertog Albrecht seeckere tijt uijtgestelt heeft het seggen dat hij aengenomen hadde van den geschille die es tusschen den voors Heer van Arckel ende Adolf van der Marcke, roerende de Graefscip van Cleve ende anders"
Schoten, van | 1378-02-20
Rechtspraak Graaf van Holland II p 13/Memorial B.G. fol 5v of XXIIIIv
Achternamenindex
de borgen van wijlen Jan Barthoudsz van Schoten moeten de schuld van hem betalen in den Hage op St Jacobsdag "als noch ghebrect na mijns heren seggen van Jan Barthoutsz doot en mijnen here syn geld, maer van der peene houdt myn here an him"
borgen: Reyner Doevenz, Doeve Jansz van Riedwijk en Jan Gherytsz van Lymmen
volgens van Riemsdijk was Jan Barthoutsz schout van Haarlem in 1372-1373, 1376, 1377