1 resultaten
1578-12-21 |
R.A.H. Coll Aanw 141 fol 599v/Reg Nassau fol 348
Jaartallenindex
"also die ridderschap, edelen en steden van Holland representerende de Staten van denselven lande bij heer Reinold van Brederode vertoond is geweest, dat die duinen, wildernissen, heerlijkheden ende ambagten leggende in Kennemerland binnen die voors. lande van Holland, hoewel dieselve bij den here van Brederode in der tijt ten regten lene gehouden van de graavlykheid van Holland gereputeerd sijn geweest als quade of sterfelijke leenen. Ende die voors. heerlijkheden en goederen in aansieninge dat datselve huys van Brederode van de graavlykheid van Holland over de vyfhonderd of zeshonderd jaren is gedescendeerd en oversulcx die voors. leengoederen in den bloede ende huise van Brederode boven alle memorie van menschen geradiceert syn geweest, nogtans altyd bij den graven van Holland verlijd ende verleend souden syn den oudsten en naasten manhoofd wesende van den bloede, naam en wapenen van Brederode in den tijd bevonden". Hij stelt dan dat toen here Hendrik here van Brederode heer Willemsz zonder descendenten in 1321 overleed, diens jongere broeder heer Diederik van Brederode daarmede beleend is. En dat ook na de dood van heer Johan van Brederode anno 1415 zonder kinderen, zijn jongere broeder heer Walraven here van Vianen, ermede beleend is. Dat heer Hendrik de laatste heer van Brederode overleden is zonder descendenten, en dat hij heer Reynoud de naaste van den bloede is. Hij wil graag naar Holland komen, howel het huis verbrand is, om de naam en het huis Brederode in stand te houden. Hij verzoekt daartoe belening met de rechte lenen die heer Hendrik gehouden heeft. De Staten staan het verzoek toe, onverminderd de douairie van de vrouwe Amelia paltzgravinne bij Rijn, churvorstinne, hertoginne in Beyeren weduwe geboren gravinne van Nieuwenaar en Limourges, vrouwe douagere tot Brederode, gedurende haar leven. Heer Reynoud zal zich strikt moeten houden aan het regt en de ordonnantie op het stuk van de zeevond. Ook zullen de limieten van zijn leen door die van Haarlem en Leiden tezamen met die van de Camer van de rekening nauwkeurig moeten worden geregistreerd. Gegeven tot Haarlem in de Vergadering van de Staten voorn, ende voorts binnen den Hage 30 januari en 17 februari 1579
ondertekend: C. de Regtere