Bedoelde u soms?
waalhein | waarheyt | waerheit | wairheid | wairheit

17 resultaten

Egmond, van | 1308-10-01

Reg Hann p 27
Achternamenindex

waarheid van de baljujw van Kennemerland, dat niemand mag schouwen in het ambacht van heer Willem van Egmond

1546-03-12 |

R.A.H. Coll Aanw 250 fol 487v/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex

op verzoek van Anna Henricsdochter van den Bossch ontneemt het Hof haar man Cornelis van Wena, met zijn consent, "wegens zijn prodigalitee ende onbequaemheyt" het beheer over zijn goederen. Jan Paets, procureur postulerende voor het Hof van Holland wordt met het beheer belast. [Kennelijk was hierin de waarheid verzwegen, het werd daarom geschrapt en vervangen door een andere akte van dezelfde datum]

1516-11-04 |

Kroniek Hist Gen jg 1848 p 160/Arch 5 Kapittels Utrecht
Jaartallenindex

Karel, hertog van Gelre, vernomen hebbende dat Bartolt van Zwolle ende zijnen uit Coenre en daaromtrent zijn Friesche onderzaten beschadigen, vraagt aan de Staten van Utrecht bij de bisschop de teruggaven van het te Kuinre en Steenwijk afgenomene te bewerken. Op 12 November antwoordt de stad Steenwijk dat de aantijging wegens de uit hun stad toegebrachte schade door Bartolt van Zwol, bezijden de waarheid is, vermits deze in de stad niet is geweest, en zij zich daarenboven zoveel mogelijk onzijdig trachtte houden

Sassenheim, van | 1333-03-28 (1332)

Van Mieris II p 527
Achternamenindex

graaf Willem oorkondt dat jvr Agniese heer Arendsdochter van den Berghe vrouw van Elyas van Woudenberch, zich dikwijls bij hem beklaagd heeft dat zij het goed van haar ouders niet gebruiken kan en dat hij daarom de waarheid laat onderzoeken door Janne van Zassenem, zijn baljuw, Janne heer Gillisz, rentmeester van Zuidholland en Pouwels zijn Tolnare, ten gevolge waarvan hij haar nu met enige goederen beleent

1539-11-19 |

R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 149
Jaartallenindex

schepenen in den Hage oorkonden dat Jasper van Everdingen, mr Jan van Ilpendam, jvr Soete van Ilpendam, jvr Marie van Ilpendam, weduwe Aernt van Duyvenvoorde, jvr Catharina van Wyngaerden, huisvrouw van Jasper van Treslong, en Joost Ruygrock verklaren dat zij weten dat de voors. Jasper van Everdingen een zoon is van jvr Diduwaert, dochter van den ouden Jan Ruygrock, en dat de moeder van Jan van Remerswale innotent en de voors. Jasper van Everdingen twee susterkinderen waren, ende dat de oude Jan Ruygrock oudevader was van Jasper van Everdingen, ende over oude vader van Jan van Remerswale, t innolent voors, en dat dit de waarheid is

getekend: Plumeon

1505-06-18 |

Kroniek Hist Gen jg 1846 p 202/Arch 5 Kapittels Utrecht
Jaartallenindex

de bisschop antwoordt aan de Staten van Utrecht op de aan hem gerigte klagte van Steven van Zuilen van den Hair over geweld en bedreiging van wege Willem Torck, dat het bezijden de waarheid is, dat de voornoemde heer hem verscheidene malen verzocht heeft hem regt te laten wedervaren, maar dat de zaak, daar hij geen bepaalde klagte heeft willen doen, is blijven rusten, ook omdat Willem Torck in ons lant niet geseten noch ons bedwenlicke (?) en is. Hij verklaart zich echter bereid aan die klagte naar landrecht gevolg te geven. In een brief van 11 Juli blijft de bisschop bij zijn bovenstaand antwoord

1577-10-22 | Velsen

R.A.H. O.R.A. 954 fol 77
Jaartallenindex

Allen tollenaren ons genad. Heren saluut. Doen wij Dirck Claesz Royer, schout in de ban van Velsen met schepenen aldaar, weten die gerechte waarheid dat Huyck Fransz, onse medebuyrman in de ban van Velsen es ende meer dan jaer en dag zyn continuele woonstede in onsen ban van Velsen gehouden heeft, en heeft geaffirmeert by eede t merck hieronder geset, zyn gewoonlycke merck te wesen, dat hij dagelycx gebruyckt ende dat hij onder tselve merck geen goeden voorby den tollen van Holland, Zeeland en Vriesland ofte voorby die wachteren van dien en sall voeren noch doen voeren die enige onvry personen, toe te behoren ofte die hij enige onvrye personen verloeft, verkoft ofte toegeseyt syn sonder yemant anders daer paert ofte deel aen te hebben dan syn meedegebuyren die soe vrij syn als hy selven gedurende een geheel jaar lang en langes nyet

1512-09-14 |

Kroniek Hist Gen jg 1846 p 350, 359/Arch 5 Kapittels Utrecht
Jaartallenindex

burgemrs en schepenen en raden der stad Hoorn antwoorden op een brief dd 10 Sept, waarbij de deken en het kapittel v.d. Dom te Utrecht en de proost van West Vriesland hun ontevredenheid te kennen geven over het buiten hun voorkennis afkondigen van een publicatie, waarbij de prijs der absolutie van heimelijke trouw bepaald wordt op 9 boddrager en 1 botdrager voor de notaris, alle op pene van 3st. Dat zij dit krachtens hun oude privilegiën hebben gedaan, en niet dan na alvorens aan wijlen den domdeken Ludolph van Veen, toen hij kort voor zijn dood te Hoorn was, geklaagd te hebben over de grove misbruiken, die door den deken mr Otto worden bedreven, die voor elke zodanige absolutie 26st van de ingezetenen vorderde; 1512-10-06: de regering der stad Hoorn zendt aan deken en kapittel ten Dom te Utrecht, tot staving van hun klachten tegen den deken heer Otto, zekere artikelen ten einde de waarheid daarvan door hun commissarissen te doen onderzoeken

…. |

aantekening JW Groesbeek~
Haarlem Algemeen

Grafelijke Hof. Bij het localiseren en het dateren van de oudste grafelijke hof te Haarlem blijkt weer eens hoezeer de historicus het slachtoffer kan zijn van de wispelturigheid van de archeologie. Royaards en anderen komen in hun opgravings- en restauratieverslag van het Haarlemse stadhuis in 1961 tot de conclusie dat deze plaats reeds rond 1100 bewoond was, en dat daarom de traditie die de grafelijke hof hier plaatst, warheidsgetrouw kan zijn. Twaalf jaar later wordt door Sarfaty in zijn opgravingsverslag van het achter het stadhuis gelegen Dominikanenklooster beweerd dat de eerste bewoningssporen pas uit ca 1250 dateren. Indien dit laatste verslag de waarheid dichter benaderd dan het eerdere verslag, dan betekent dit dat de historicus zijn ideeen over de ligging van de Hof en zijn theorien over het ontstaan van de stad Haarlem die hiervan zijn afgeleid moet herzien en dat hem niets anders overblijft dan te hopen dat dezelfde archeoloog hem ooit eens zal kunnen vertellen waar de oudste hof dan wel gelegen heeft

Gellicum, van | 1436-12-27~

R.A.H. Coll Aanw 207 fol 168v/Mem Rosa dl I-III p 358 no 689/Mem Hof van Holland fol 105v
Achternamenindex

Jan van Beest heeft zich met een supplicatie bij de Raad beklaagd dat Jan van Gellicum hem "ontbruect" heeft een stuk land dat hij met brieven van de grafelijkheid in pacht had. Daarna is hij door Jacob van Nyekerck gepand, omdat hij de pacht niet betaald had. Jan van Gellicum verantwoordt zich te zeggen dat hij niet meer land gebruikt dan dat hij van de hertog van Gelre had. De Raad beslist nadat in de waarheid bevonden is dat het door Jan van Gellicum gebruikte land behoort tot hetgene dat Jan van Beest gepacht heeft, dat laatstgenoemde van het land dat hij niet gebruikt heeft, geen pacht schuldig zal zijn; ongedateerd