15 resultaten
Heemskerk, van | 1407-11-12
R.A.U. Leenregister Ysselsteyn
Achternamenindex
leenregister Ysselsteyn aangelegd 1409: leen LXXX, Splinter van Heemskerk
Eyke, van der | 1460-08-06
R.A.Utrecht Leenregister Ysselsteyn
Achternamenindex
leenregister Ysselsteyn, aangelegd 1409: leen no 20 b) Philips van der Eyke
1485-05-28 |
Bronnen Gesch Abdij Rijnsburg regest 970
Jaartallenindex
Geryt, Aelwijn, Huge en Allert Verhoeff, Geryts zonen, beloven de laan, die zal worden aangelegd door land van het klooster Rynsburg en het land van het St Aechtenhuis te Delft leidende tot aan de Gaech, niet als uitpad van hun land te gebruiken dan met consent van beide kloosters en van de huurders. Op verzoek van Geryt Verhoeff en zijn broeders die geen zegels hebben, bezegeld door hun neef Willem Buys Jansz
Heemskerk, van | 1514
R.A.U. Leenregister Ysselsteyn aangelegd 1409
Achternamenindex
leen van Ysselsteyn: no 13) heer Wouter van Heemskerk
Heemstede, van | 1410-08-29
R.A.U. Leenregister Ysselsteyn aangelegd 1409
Achternamenindex
leen no 13): heer Jan van Heemstede; 1414-11-01: heer Wouter van Heemskerk; 1437-05-12: Gerrit van Heemstede
Almelo, van | 1410-02-14
R.A. Utrecht Leenregister Ysselsteyn aangelegd 1409
Achternamenindex
leen no IX: Lysbeth Jansdochter van Almelo; 1410~: bij leen IX Jan van der Zevender; 1411-11-05: leen IX Florens van Alkemade
Alkemade, van | 1411-11-05
R.A. Utrecht Leenregister Ysselsteyn aangelegd 1409
Achternamenindex
Florens van Alkemade, leen no IX
Haestrecht, van | 1409~
R.A.U Leenregister Ysselsteijn aangelegd 1409 Leen LVII
Achternamenindex
Pouwels van Haestrecht 4 morgen in de Hofcamp bij Haestrecht, geheten de Vogeldelle, tot een onversterfelijk leen; dits oversocht van heren Pouwels doet
1552~- 1569 (1) |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier 70
Jaartallenindex
de Magistraat te Amsterdam, de 5 kapittelkerken te Utrecht en de gemene geerfden in Amstelland contra Christoffel Jansz Benninck en de Proc. Generaal. Aan Johan Benninck, raadsheer in het Hof van Holland, werd op 1517-06-15 door Karel V een privilege verleend, waarbij als dank voor het feit, dat hij op eigen kosten in de Wetering tussen Weesp en Amsterdam een sluis had doen aanleggen, aan hem en zijn natuurlijke zoon Christoffel Jansz, hun leven lang het recht van visserij werd verleend in de wateren en sluizen binnen Amsterdam en de vrijheid van de stad. Na beider dood zouden de visserijrechten weer aan de landsheer vervallen. Na de dood van Johan Benninck in 1537 werden de rechten door de magistraat van Amsterdam aan Christoffel Jansz betwist. De magistraat verloor echter zijn proces voor het Hof van Holland, waarvan zij in beroep gingen bij de Grote Raad, bij wie zich de 5 kapittelen voegden, als medebelanghebbenden en de gemene geeerfden van Amstelland. De Proc. Generaal voegde zich bij de tegenpartij. Toen Christoffel overleed, werd het proces door zijn weduwe voortgezet. Amsterdam beriep zich op: 1) haar komt het visserijrecht toe in de op haar kosten gegraven grachten, 2) haar is bij privilege van hertog Albrecht in 1389 het visserijrecht toegekend, voor het "Gulden Water" dat zich uitstreckt van het Diemermeer tot het Y, 3) Willem VI verleende haar in 1409 de visserij in de twee sluizen in de Dam. Tevens werd echter bepaald dat er in de sluizen die daarna in de Zeebrug tussen Amsterdam en Ipensloot zouden worden aangelegd, niet mocht worden gevist, ( 4 is afwezig) 5) Jan Benninck en Christoffel hebben zich tevoren niet verzet tegen de uitoefening van de visserij rechten door de stad, 6) het verbod om in de sluizen van de stad, uitgezonderd die in de Dam, te vissen, is met het oog op de scheepvaart uitgevaardigd, 7) van de sluizen in de Dam is die onder de St Anthonispoort overgedragen aan de gemene geerfden in Amstelland, 8) de visserijrechten in de grachten zijn naderhand door het stadsbestuur aan de kruis- en handboogschutters afgestaan
1555-1559 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 697
Jaartallenindex
burgemeesters en regeerders van Schoonhoven contra Janneken Erstdochter, weduwe Jan Pietersz, waard in t Gulden Hooft aldaar, met Jacob van Veen als haar voogd. Aan de zuidkant van Schoonhoven, tussen de Veerpoort en de Haven was aanvankelijk geen muur, maar alleen een houten palissade. Eerst in 1528, ten tijde van de oorlog met Utrecht en Gelre, werd er een gracht gegraven en werd de palissade vervangen door een stenen muur. Deze muur grensde aan het erf van verweerders. In de Veerpoort werd een deur gemaakt die uitkwam op dit erf. Eisers stelden dat zij recht hadden om dit erf te gebruiken om er kalk, hout en andere materialen op te slaan. Zij hadden altijd de sleutel van de deur in de Veerpoort gehad. Jan Pietersz weigerde dit toe te laten en liet de deur van binnen afsluiten. Toen eiseres beval de deur te openen, verkreeg Jan Pietersz van het Hof van Holland mandement van maintenu. Verweerders beweerden eveneens gestoord te zijn in hun bezit en redoubleerden het interdict [??]. Jan Pietersz overleed en zijn weduwe zette het proces voort en werd door het Hof in het gelijk gesteld op 1555-03-20. Eisers gingen hiertegen in appel. De weduwe stelde daar dat vóórdat de muur gebouwd werd, alle eigenaars van de daarbij gelegen huizen het erf tussen de palissade en hun huis gebruikten. Alleen in tijd van oorlog had de stad het recht er slagbomen te plaatsen en de ramen van de huizen dicht te maken. Toen de gracht gegraven en de muur gebouwd werd, toonde Evert Buys, de toenmalige eigenaar van het Gulden Hooft, aan de schepenen een akte uit 1458 waaruit bleek dat het erf vanaf het huis tot aan de Lek, hem toebehoorde. Hij liet het toe toen schepenen hem overtuigden dat alles gebeurde ter verdediging van de stad en dus ook van zijn goederen. Zo stemde hij er ook in toe dat de deur in de Veerpoort gemaakt werd, zodat de arbeiders die aan de muur werkten bij hem bier konden komen drinken en hun materialen opslaan. Geen servituut dus doch precario. Zij hadden het erf altijd zelf gebruikt, er konijnen gehouden, bier getapt en een kaatsbaan aangelegd. Eisers antwoorden dat de huizen oorspronkelijk geen achter uitgang hadden en dat in de vensters ijzeren staven waren aangebracht om de toegang te beletten. Buiten hun weten waren de staven verwijderd en deuren aan de achterkant gemaakt