13 resultaten
Egmond, van | 1711-07-14
Bruinvis: Aanv Inv Arch p 69 no 101b
Achternamenindex
overeenkomst van Gerard van Egmond van der Nyenburch, heer van Petten, den Engh etc met regenten van het Burgerwees- en huisarmenhuis, waarbij dezen aan de eerste afstaan de hofstede Boekesteyn en landerijen in de door hem te bedyken Boekelermeer, tegen een jaarlijkse erfpacht van fl 140
1516-12-22 |
A.R.A. 490 no 174/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
heer Ghuy van Blaesvelt, ridder, in den name en als voocht van zijn huysvrouw, oudste dochter van wijlen heer Willem Ruychrock, impetrant in materie van naestinge, contra Joost Ruychrock, Anthonis van der Meer, Anthonis van Thienen, gedaagden, roerende zekere vercoping of uytgevinge bij heer Jan Ruychrock ende heer Willem Oom gedaen, van een vuytgors gelegen in Grisoort om te bedyken
1492-11-06 |
R.A.H. Coll Aanw 110 Caput Arkel, Putten etc fol 2
Jaartallenindex
Max. en Philips belenen Louwerens Spernagel na dode van zijn moeder jvr Durff Poppe Heymanszdochter met ½ van ¼ deel van de hele heerlycheyt van Middelhernisse, in hoge, middel- en lage gerechten, met allen rechten prerogativen, thienden, chynsen, maelrije, vissery, vogelry, veeren. Met ½ van hetselve leste vierendeel van t vierde gemet Vroonland, dat in het uytgeven van t bedyken van de gorssen van de voors. Middelhernisse tot profyte van de uitgevers vrij gehouden is. Leen van Putten. Te houden tot een onversterfelijk erfleen. Te verheergewaden met een nobel van 48 gr Vls
present: Pieter van der Goes, Lenaert Willemsz, Dirck van Boneem, Floris van Wyfvliet
1533-08-23 |
R.A.H. Coll Aanw 123 Caput Zeeland fol 10v
Jaartallenindex
Karel oorkondt dat hij heeft ontvangen de ootmoedige supplicatie van heer Jan Ruygrock van den Werve, ridder, inhoudende hoe dat hij nu ter tyt levende heeft twee zonen en 7 dochteren, ende daarbij vele schoone percelen van leene ende erfelijke goeden, zijn eigen goed heeft hij de naaste drie jaren wegens de inundatien moeten belasten, daar zijn leengoederen meestendeels tweemaal ingevloeid zijn, om die te bedyken. Na zijn overlijden zouden deze lenen komen op zijn oudste zoon "zodat zijn andere kinderen weinig behouden souden bij te leven". Hij wil daarom ten bate van deze kinderen enige los- en lijfrenten op deze leengoederen vestigen. Karel octroyeert hem nu om bij uiterste wil over al zijn goederen te beschikken (vgl 1536-04-06)
1506-11-04 |
R.A.H. Coll Aanw 113 Caput Putten fol 6, 6v
Jaartallenindex
Karel oorkondt dat hij bij dode van Pieter Jansz van Ilpendam in leven sterfman van het Clooster v.d. Chartreusen in Savoye broeder Herman van der Sneeck, prior v.d. Chartreusen buiten Antwerpen, als sterfman voor de Chartreusen in Savoye, beleend heeft met ⅛ deel van de heerlycheit van der Middelharnassche in hoge, middel en laghe gerechten, niet daarvan uitgezonderd, met rechten, praerogatieven, tienden, erfchynsen, maleryen, visscheryen en vogelryen, mitsgaders ⅛ deel van t vierde gemet Vroonland dat t voors. clooster in t uitgeven van het bedyken van de voors. Middelhernisse vrij gehouden heeft. Leen van Putten, te verheergewaden met een nobel van 48 groten Vls. Hulde doet Gheryt van Ilpendamme des voors. Pieters zoon. Op 1518-11-24 soe heeft ons in de plaetse van Geryt van Ilpendamme, die minderbroeder geworden is, hulde gedaan Aert Joostez van Thienen
present: Dirk van Boneem, Tielman van Dullekum, Pieter Plumioen, Crispyn Jansz, cleene Jan Bruijn; 1518-11-24: Crispyn Jansz van Bushuysen, mr Cornelis Anthonisz, Cornelis Berthouts, Symon van der Goude, mij tegenwoordig: Vincent Cornelisz
1517-07-17 |
R.A.H. Coll Aanw 114 Caput Zeeland, Voorne fol 108
Jaartallenindex
Karel beleent Everaert Jan Evertsz na dode van zijn oom heer Boudyn Hart, ridder, met: 1) ¾ van de ambachtsheerlijkheid als maelrije, visscherije, vogelrye, veeren, gifte van kercken, costeryen, benefitien, bedyckt en onbedyckt, van Somerland ende Raemshille, gelegen in onsen lande van Voorne, leen van Voorne tot een onversterfelijk erfleen, 2) ¾ van alle de corentienden en smaltienden die in Somerlant en Raemshille vallen, bedyckt en onbedyct. Leen van Voorne, tot een onversterfelijk erfleen. Behoudens onse heerlijkheid van Voorne, een erfpacht van 301£ van 40 gr. Vls sjaars op heel Somerlant ende Raemshille. Ende daertoe den erfpacht van 10 groten op elke gemete tienden van den voors. Somerlant en Raemshille, voor zover het nu bedyct is of bedyct zal worden. En dit na inhoud van de voors. brieven, daermede beide uitgegeven zijn geweest om te bedyken tot een coornlands. Daer Everaert onmondig is, doet zijn vader Jan Evertsz de eed
Jacob de Jonghe, here van baertwijk, auditeur van onse Rekeninge in den Hage, Cornelis Barthouts, leenmannen
1455-11-20 |
A.R.A. Copie Leenkamer 39 fol 41v, 39v, 43/Reg Charolais fol 20v
Jaartallenindex
Jacob heer van Gaesbeek, Abcoude, Putten en Stryen oorkondt: dat Jan Meynfroijt, na dode van zijn oom mr Henrick ut den Hove, ons versocht heeft in leen te ontvangen 53 ½ morgen lants leggende in den polre die wylen die here van Moerkerken dede bedyken ende daerof dat die ambachtsheerlijkheid Vranke heer van Moerkerken en van der Merwede toebehoort. Welcke 53½ morgen lands wijlen mr Hendrick uyt den Hove van ons in leen ontfangen had en houdende is. Vervolgens wordt Jan Meynfroyt ermee beleend, te houden als leen van Putten, tot een goed onversterfelijk erfleen. Behoudelick alsulcke gifte en makinge van 25 morgen lants als wijlen mr Henrick uyt de 53½ morgen gemaakt heeft zijn bastaardzoon Heynen, welk gift en makinge wij met onse brieven geapprobeert en geconfirmeert hebben (vgl 1452-01-16); 1459-07-16: de heer van Charolais approbeert en confirmeert de geinsereerde brieven van belening op Jan Meynfroit en de gift aan Heynen. Op 1460-07-14 heeft Jan Meynfroyt de leeneed gedaan
onse mannen van leen: Willem Cuyser van Boschuysen, Beijen Doedynsz, Claes Goudtsz; 1459 present: mr Henrick van der Mye, Claes die Vryese, Gysbrecht van der Mije, leenmannen van Holland
1452-01-16 |
A.R.A. Copie Leenkamer 39 fol 40v/Reg Charolais fol 20v
Jaartallenindex
Jacob heer van Gaesbeek, Abcoude, Putten en Stryen oorkondt: overmits dat die eerbare mr Henrick ut den Hove, Raad van de hertog van Bourgondië, en meester van de requesten van synen huize, om der goeder gunsten wille die hij mit gansser getruwicheyt tot ons lange tyt ghedraegen heeft ende noch draecht, ons over heeft doen geven den vryen eigendom van 53½ morgen lands liggende in den polre, die wylen die here van Moerkerken dede bedyken ende dairof dat die ambachtsheerlijkheid Vranke heer van Moerkerken en van der Merwede toebehoort. Welcke 53½ morgen lands die voors. mr Hendrick cofte om zijn proper penn. teghen de vrouwe van Moerkerke, moeder van de voirs. Vranck. Jonker Jacob voirs. beleent mr Henrick vervolgens met dit land als leen van Putten tot een goed onversterfelijk erfleen. Dit leen zal versterven op zijn naeste oir tsy van synen lichame comen op dat hy enige hadde, off op zynre zuster kinderen, of kinder kinderen, man gaende voor vrouw, zelfs te komen by testament eventueel op een bastaard (vgl 1455-11-20)
onse mannen van leen: Kuijser van Boschuijsen, Aerndt van Riede
1524-06-23 |
R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Zeeland fol 125
Jaartallenindex
Karel beleent Thielman Oom Servaesz na dode van zijn vader mr Servaes Adriaensz met: 1) ½ van de ambachtsheerlickheden met alle toebehoren en gevolgen, van Roxnisse, te weten: a) te setten schout, schepenen, dyckgrave, heemrade, b) de gifte van der kerken, costerie, beneficien en andere geestelijke provenen, c) visserij, vogelrij, veren, d) alle andere profyten in onsen voors. lande, bedykt ende onbedyckt in onsen lande van Voorne; 2) ½ van alle coren- en smaltienden in het voors. landekin van Rouxnisse. Leen van Voorne, onversterfelijk erfleen. Behoudens de heerlijkheid Voorne een erfpacht van 378£ van 40 gr per jaar eeuwigdurende, op geheel Rouxnisse ende den Ruygen hille daarin begrepen. Ende daertoe een erfpacht van 10 groten van elk gemet tienden van den voors. lande, dat althans bedykt is of hiernamaals zal worden. En dit alles naar inhoud van de eerste brieven daarmede t voors. landekin eert uytgegeven is uytten zoute int versche te bedyken tot een corenlande (gegeven te Brugge den 19e van Sporkele 1481). Daar Tielman Oem Servaesz uitlandich is, doet Joost Cornelisz van Cleyenburch als zijn voogd de eed
leenmannen: Floris van Assendelft, castellein v.d. Goude, mr Aelbert van Loo, onse Raad ordinaris, Cornelis Barthouts, Bamgart Saij
1467-04-21 |
A.R.A. Leenkamer 39 Copie fol 134/Reg Charolais fol 65
Jaartallenindex
mr Anthonis Michielsz oorkondt dat Jan Ruijchrock hem te kennen gegeven heeft "hoe dat hij ende enige personen met hem, over een deel jaeren geleden, teghen den Edelen Jonchere Jacob here tot Gaesbeke, tot Putte ende tot Stryen etc, ghecoft hadde een uytgorsse geheten die Middelharnissche mitter hoogher ende laegher heerlicheyt, ende mit anders zijn toebehoeren, voer eyghen ende erflelik goet", waarvan zij bezegelde brieven van jhr Jacob ontvingen, bevestigd door de hertog, van wie de heerlijkheid van Putten in leen gehouden wordt. De heer van Charolais heeft nu als heer van Putten geconsenteerd om deze uitgors, die nog niet bedijkt is, te mogen bedyken. Hierna zal dit land van de heerlijkheid van Putten in leen worden gehouden. Jan Ruychrock draagt nu zijn aandeel in het bedijkte land, te weten ¼ deel en 1/16 deel met thiende, veeren, visscherijen en vogelryen, en al dat tot de hoge en lage heerlijkheid behoort aan de heer van Charolais op, die hem er vervolgens mede beleent tot een onversterfelijk erfleen. Te verheergewaden met een rode valk of een Vrancr scilt
hier waren over: Ailbrecht van Raephorst Dircsz, Jan Dedell, Florys Diert