Bedoelde u soms?
behoert | beloept | benoemt | berent | beroep | beroepen | broet

10 resultaten

1481-04-02 |

Bronnen Gesch Abdij Rijnsburg regest 946
Jaartallenindex

notaris Johannes Theodrici Delff instrumenteert dat Philippus van Mattenesse, procurator van ver Elisabeth van Mattenesse, abdis van Rynsburg, zich op hertog Maximiliaan beroept voor de handhaving van de privileges van de abdij. Op 1481-03-24 machtigt ver Elisabeth van Mattenesse haar neef Philips van Mathenesse om te appelleren

Droogscheerder | 1483-1484

Rek Rentmeester Kennemerland 914 fol 21
Achternamenindex

overleden Jan Pietersz droochscheerder, poorter van Haarlem, zijn zoon heer Pieter Jansz, religieus van de orde van de Praemonstranten woont in Vriesland; erfenis daarom verbeurd verklaard. Heer Pieter beroept zich echter op het feit dat hij poorterskind is; op grond daarvan mag hij de erfenis behouden

Frans Anthonisz | 1538

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 414
Voornamenindex

Frans Anthonisz, te Dordrecht, kocht zijdelakens van Barnadyn Dapijs, koopman te Antwerpen; hij betaalde niet, ontkende de levering: hij beroept zich ook op het feit dat Aechte Coppen Oelen hem door bedrog zijn goederen afhandig gemaakt heeft

Dirc ver Brechtenz | 1300-09-10

Reg Hann p 3
Voornamenindex

de abdis van Leeuwenhorst beroept zich op de aartsbisschop van Keulen en op de paus, wegens het ongelijk haar aangedaan door de officiaal van Utrecht, die uit vrees voor de graaf geen gevolg geeft aan haar proces tegen Dirk ver Brechtenz

Hage, uten | 1439-03-29

Mem Rosa IV-VI p 383
Achternamenindex

Jan uten Hage en zijn broers o.a. Daniel, heer Jan Gael en zijn broers, Dirc Voppenz en Huge Gerritsz de bastaard van Assendelft en zijn kinderen voor 's graven raad gedaagd om hun aanspraken op leengoederen gehouden van de heer van Gaasbeek te bewijzen; 1439-05-20: Jan uten Hage is in Den Haag verschenen en heeft zijn bewijsstukken overgelegd en belooft desgevraagd weer in Den Haag te verschijnen, de tegenpartij is niet verschenen; 1440-07-24: uten Hage beroept zich op 40 jarig bezit

1542-1547 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 442
Jaartallenindex

Abel van Colster Florisz contra het klooster Eemsteyn bij Dordrecht. Abel zegt dat hij een rente heeft op een stuk land te Uitwyk in het land van Altena, toebehorend aan genoemd klooster, welke rente sedert 1532 niet meer betaald was. Dit stuk land genaamd "de Bruijneman" was verdeeld in twee delen, resp. 11 en 9 hont groot. Deze delen werden gescheiden door een greppel. Vroeger hadden ze één gheel gevormd. Vroeger was het land eigendom van Jan van Oudhuesden die het voor 6 jaar verhuurd had aan Tyelman Jacobsz, onder beding dat deze de rente zou betalen. Later werd het land eigendom van mr Aert van der Goes, advocaat bij de Grote Raad te Mechelen, die het huurcontract met Tyelman Jacobsz hernieuwde, zonder dat deze evenwel bereid was de rente te blijven betalen. Toen Abel te Uitwijk een "aenvanck" op [!] beide stukken instelde, ontstond er een proces voor rechter en heemraden van Uitwijck, die Abel in het gelijk stelden, als hij zijn recht onder ede bevestigde. Het klooster ging in beroep bij het Hof. Zij beriepen zich op prescriptie daar gedurende meer dan 30 jaar de rente niet betaald was. Bovendien had Abel zich vergist, omdat de akte waarop hij zich beroept melding maakt van 11 hont land, terwijl het klooster alleen een stuk land heeft dat 9 hont groot is. Het Hof stelde 1547-03-14 het klooster in het gelijk, waarop Abel in beroep ging bij de Grote Raad (vgl 1473-08-01)

1533-12-20 |

R.A.H. Coll Aanw 119 Caput Zeeland, Voorne fol 131v-140v
Jaartallenindex

Karel oorkondt dat Dieric Heyn Thou, burger onser stadt van den Briel, ons vertoont heeft hoe dat hij van ons in erfpacht en ook in leen houdt zekere aanwassen en gorsen in onsen lande van Voorne, genoemd de Stroijt, voor de som van 16 £ van 40 gr Vls per jaar, dewelke hem in den jare 1498 opgedragen waren geweest bij wijlen Aernt Vranckenz, die ze van keizer Maximiliaen verkregen had, (volgens de geinsereerde brief dd 1486-07-02 en 1498-08-03 en 1499-02-01). Daar de thoonder bevonden heeft dat skeizers vader bedoelde brieven niet geconfirmeert heeft en dat zij ook niet geverifieerd zijn in de camer van financien, noch geinterineert zijn in de camer v.d. reeckeninge, navolgende zekere ordonnantie hierop gemaect. Ende voorts mits dat bij den voirs. erfpacht gealieneerd was ½ tiende dat in onsen lande van Voirne niet gewoonlyck en was, en om andere redenen, had de Proc. Gen. geweigerd deze brieven te erkennen. Thoonder wil nu questies en processen vermijden en beroept zich op de keizer. Tengevolge van twee inundatien in de jare 1530 en 1532 had hij enorme schade geleden en alles opnieuw doen bedyken, waarbij hij enige gemeten "nootelyck gedwongen" ten eigen had uitgegeven, navolgende gemeyne usantie in dyckage. Toonder verzoekt nu de voors. erfpacht te confirmeren en het goed uit de leenband te ontslaan. De keizer ratificeert en confirmeert de getoonde brieven tegen betaling van 500£ van 40 gr Vls. Voorts zal hij er als vrije eigen erven over mogen beschikken, mits betalende de verschuldigde erfpacht van 16£ per jaar. De ½ van de voors. tienden zullen echter leen blijven, gehouden tot een onversterfelijk erfleen (vgl 1499-02-01, 1525-09-05, 1535-04-20)

getekend: die hertoge van Arschot, die grave van Hoochstraten, die here van Molembais, hoofden, heer Jan Ruffault heer van Neufville, thesaurier generaal, Huges van Gramen heer van Wyngene, ridders, gecommitterden tot de financien

1475-1479 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier 98
Jaartallenindex

Aernt Spierinc contra Pieter Jacobsz x Alyt van Wyk, eerder weduwe van Pieter van Haeften, gevoegd: de Proc. Generaal van Holland. Alyt van Wyck kwam na de dood van haar man, naar Zeeuws recht, in het bezit van ½ van een huis en landerijen. Na dit goed 3 maanden bezeten te hebben, werd zij er door Aernt Spierinc, die met een dochter van Pieter van Haeften was gehuwd, uit het huis gezet. Bovendien eigende Spierinck zich juwelen en rentebrieven toe. Pieter Jacobsz verkreeg een mandement van de hertog waarbij zijn vrouw Alijt in het bezit werd gehandhaafd, en Aernt tot teruggave werd genoopt. Zaak voor het Hof van Holland. Pieter Jacobsz stelt: 1) volgens Zeeuws recht ontvangt de overlevende ½ van de nagelaten goederen, en Alijt had deze dus niet "vi, clam, aut precario" in haar bezit, 2) hij was wettig met Alyt gehuwd, in de kerk, 3) Spierinck beroept zich op een contract dat tussen de vader van Alyt en Pieter van Haeften zou zijn gesloten, krachtens hetwelk de door Pieter na te laten goederen op een andere wijze zouden worden verdeeld. Daar Alijt hierbij geen party was is dit contract ongeldig. Toen Alyt met Pieter van Haeften huwde was zij al 34 jaar en bovendien was zij reeds meer dan 10 jaar van huis. Het Hof van Holland draagt aan Spierinck op de goederen die hij zich had toegeeigend ter griffie te deponeren. Hij gaat hiertegen in beroep bij de Grote Raad. Hier bij gevoegd o.a: het relaas van de deurwaarder omtrent hetgeen door hem op 24 en 25 Sept. 1475 te Haamstede is geschied, ter uitvoering van het door Pieter Jacobsz verkregen mandement; advocaat van Pieter Jacobsz is Jacob van Alemonde. Sententie van de Grote Raad: 1493-08-22

Nicolaas | 1292-07-23

Codex Dipl Neerl Serie 2 dl 4 afd 2
Voornamenindex

Jutfaas: Nicolaas, presbyter van Jutfaes beroept zich op de bisschop ivm de hem ontzegde tienden van Jutfaas (p 185); 1292-07-21: Dychardus, choriepiscopus, beveelt aan zijn ondergeschikte gestelijken, Walterus dictus Olifier en Henricus, presbyteri, om het kapittel van Oudmunster in het bezit te stellen van de tienden van Jutfaas, aan het kapittel ontnomen door Nicolaus, presbyter, rector ecclesie de Jutfaes (p 184, 185); 1246-07-04 (p 173), 1280-07-27 (p 177), 1280-08-01 (p 177): over de kerk en tienden te Jutfaes; 1292-07-25: dominus Herbordus, canonicus St Salvatoris, wordt in het bezit van de tienden van Jutfaes gesteld, en aan Nicolaas wordt verboden hem daarin te storen (p 185)

1467-12-16 |

R.A.H. Coll Aanw 238 fol 76v, 88v, 106, 115-117/Mem Poes fol 20v
Jaartallenindex

compareerde voor den Hove van Holland Colyn Pietersz bij monde van zijn advocaat Bartoud van Assendelft hoe dat zijn wijf Jonefye anbestorven zijn bij dode van haer oude moeder zekere landen, die men te leen houdende is van jouffr. Steffenye Herpersdochter v.d. Werve, die welke de voirs. Colijn als voocht van synen wijve dic en menichwerf begeert heeft te verzoeken aan Roelant Andriesz als voogd en getruut hebbende de voirs. Steffanie, t welk de voirs. Roelant geweigerd heeft. Welke percelen gelegen zijn bij de stede van der Goude in 4 ambachten, als in Ravensberge, Vroonmade, Oude- en Nieuwe Gravencoop. Colijn had van het Hof brieven gekregen, waarbij per deurwaarder aan Roeland bevolen was de belening te doen of om de reden van zijn weigering mede te delen. Daartoe was hij nu gedagvaard. Roeland nam dag tot overmorgen. Op 19 Dec. antwoordt Roelant Andriesz dat wijlen jouffr Alyd v.d. Werve over 70 jaren geleden en meer, maakte den negen kinderen van hoeren zoen Spronck zekere renten, die te leen te houden van haar rechte leenvolger. Zo maakte zij Mabelye 25£ sjaars, Balich 25£ sjaars, en Claes (die daerna priester worde) 15£ sjaars, daeroff die voirs. Colyn zegt an zijn wijfs wegen actie ende recht toe te hebben als an synen wijve gecomen en bestorven. Reijner stelt nu dat jouffr Alijt nimmer consent van de grafelijkheid ontving om deze bewijsinge te mogen doen, en dat er ook nimmer sedertdien belening had plaatsgevonden hetzij door Spronc, des voirs. Alyd's zone en leenvolger, off van den leenvolger van denzelven Spronc, die drie zonen achterliet. Claes, die priester werd, stierf, en liet een zuster als zijn erfgename achter, die hem 8 jaar overleefde, zonder belening te vragen. Er is dus ook van wanverzoek sprake. Colijn neemt dag om te antwoorden. Op 22 Dec. antwordt Colijn dat jouffr. Alyd de makingen wel met consent van de graaf ontving, en dat dezelve lenen in 1455 verzocht zijn geweest aan Herper de zoon van de voors. Spronck, en dat de zuster van wijlen heer Claes belening verzocht aan jvr Steffenie Herpersdochter, des voors. Roelants wijf. Roelant verkrijgt afschriften van de overgelegde brieven. Colyn Pietersz stelt Guyot le Cotre als procureur. Op 1468-01-08 repliceert Roelant voor het Hof dat de lenen in questie in het jaar 1432 verlijt waren op Herpert van den Werve, en dat de belening waarop Colijn zich beroept, eerst gedaan is anno 1456 en dat daarvóór noch door Herper noch door zijn twee oudere broeders belening geschied was. En dat oic de voors. Herper 9 jaar dood geweest is. Dat zijn vrouw in 1460 belening gedaan zou zijn ontkende Roelant, daar de deswege afgegeven certificatie door zekere leenmannen, die niet haar leenmannen waren, afgegeven was