29 resultaten
1502-10-26 |
V.R.O.A. 1920 dl I p 355 regest 159/Arch Kasteel Duivenvoorde Inv no 23
Jaartallenindex
het Hof van Holland wijst een interlocutoire sententie in zake het geschil tussen de stad Delft en heer Willem Aerntsz, waarin deze laatste als eischer beweert een losrente tegen den penning 12 of 13 te hebben gekocht, terwijl gedaagde beweert dat dit tegen den penning 20 geschiedde, bij welke sententie de definitieve uitspraak over enige tijd wordt vastgesteld. In dorso: sententie heer Jan van Duvenvoirde (vgl 1503-02-07, 1503-01-23)
get. door de griffier J. van Zevender
Boot | 1524-1531
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 326
Achternamenindex
mr Frans Boot beweert rechten te hebben op 40 morgen land te Alkmkerk in het land van Altena, die wegens renteschuld dreigen geexecuteerd te worden
1514-08-14 |
A.R.A. 488 afd 2 no 80/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
procureur-generael contra Jacob Danckertsz. Eischer beweert dat de ambachten van Everswaert nagelaten door jouffrou Jozijne van Couwerfve en van Enkelnoirt en Couwerfve achtergelaten door Franchois van Couwerfve aan de grafelijkheid vervallen waren en dat gedaagde geen recht had tot lossing. Het Hof declareert en verclaert den verweerder wel gequalificeert omme de voirs. ambochten te mogen lossen
Swieten, van | 1440-04-23
R.A.H. Coll Aanw 212 fol 173v, 187v/Memorien Hof van Holland fol 76v
Achternamenindex
Dirc van Swieten in proces met Jan van Gellicum over een schuld die heer Arnt van Leyenberch aan Wouter Welle schuldig was: Dirc beweert dat deze schuld betaald is (1440-05-31, 1440-06-08)
getuige voor Dirc: Johannes Dieraut
Coebel | 1524-1531
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 326
Achternamenindex
mr Franchois Coebel voor zichzelf en als voogd van Mariken van der Bye, beweert rechten te hebben op 40 morgen land te Alkmkerk in het land van Altena, die wegens renteschuld geëxecuteerd dreigen te worden
Laen, van der | 1541
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 431, dl VI dossier 512
Achternamenindex
proces: Gheryt van der Laen beweert voor zijn broer Claes van der Laen 29 morgen land te Zoeterwoude gekocht te hebben van Philips Reyersz, die echter zwaar belast was met schulden; 1554-1558: Gerrit van der Laen, geerfde te Zoeterwoude
Wassenaer, van | 1500~~
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl II dossier 191
Achternamenindex
Johan van Wassenaer contra mr Damiaen, chirurg: zijn vader Philips van Wassenaer liet bij zijn dood vele schulden na, waarvoor Johan werd aangesproken; mr Damiaen beweert vele dure medicijnen geleverd te hebben, maar er is geen enkel bewijsstuk [zonder datum]
1565-09-15 |
V.R.O.A. 1920 dl I p 396 regest 289, 293/Arch Kasteel Duvenvoorde Inv no 31
Jaartallenindex
notaris ter Kuel verklaart dat Johan Adriaensz van Duvenvoorde als bezitter van een vicarie op het altaar van het H. Kruis in de oude kerk te Delft, 3 R gld 13 ½ st uit goederen te Nootorp betaald heeft aan Johan Jansz geboren te Amerongen als vicaris van St Andriesaltaar in de St Marienkerk te Utrecht, onder protest omdat hij beweert een rente van slechts 3 R gld 4½ st sjaars schuldig te zijn; 1566-09-10: akte met dezelfde inhoud
1502-09-28 |
Kroniek Hist Gen jg 1846 p 166/Arch 5 Kapittels Utrecht
Jaartallenindex
Johan van Meerten, maarschalk van het Oversticht, bericht aan de Staten van Utrecht zijn verhindernis om op het tegen hem ter zake van de gevangenhouding op het slot te Horst van Geryt Johan de Wit Geritsz en op diens verzoek belegd kapittel generael te verschijnen. Hij beweert, volgens Stigts recht, denzelven als verstoorder der openbare rust te hebben aangehouden. Op 2 Okt meldt dezelfde aan de Staten dat genoemde persoon zijn borgtal off geloeftten niet in bisschops register heeft verkiezen te verzekeren
1517-02-21 (1516) |
A.R.A. 490 no 229/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
Weyn Jansdochter, huysvrouw van Pouwels Pietersz van Aken, wonende binnen Hoorn, contra haar echtgenoot. Zij beweert dat gedaagde haar sloeg en tenslotte uit huis gestooten heeft. Zij was daarop van hem gescheiden met consent van den deken van Friesland, waarna zij voor het gerecht van Hoorn scheiding van hun goederen gevraagd had. Bij het vonnis was gedaagde veroordeeld om haar al haar clederen, gelt en cleynodien te restitueeren en voorts geinterdiceert werd haar goederen te alieneren. Daar het gerecht van Hoorn in gebreke bleef dit vonnis te executeren, wendt zij zich nu tot het Hof. Gedaagde beweert dat hij met haar geleefd heeft als een man van eer "wynnende zuerlick zyn broet mit zijn arbeyt" en dat zijn vrouw zich tegenover hem door het plegen van groete oneerbaerheyt en wreetheyt misdragen had, dat het vonnis van Hoorn alleen inhield teruggave van kleederen, maar dat het huis dat zij tesamen te Hoorn hadde, onverkocht zou blijven. Het Hof verklaart impetrante niet ontvankelijk om executie te begeeren, gedaagde zal kunnen volstaan met teruggave van haar kleederen, en condemneert impetrante tot restitutie van 15 Rins gld die zij bij provisie ontvangen had, om met diezelve gelost te worden die rente die de gedaagde zeyt op haer beyder huys ter cause van deselve 15 R gld vercoft te hebben