9 resultaten
1533-06-13 |
R.A.H. Coll Aanw 245 fol 360v/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
Frans Huybrechtsz van Weerdt, als procureur bij den Hove van Holland, heeft geaccepteerd in de plaatse van wijlen Michiel Ruijse den behoorlyken eed gedaan
1548-08-14 |
R.A.H. Coll Aanw 252 fol 79/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
mr Ypolite Persijn, procureur generaal in Holland, heeft geaccepteerd den staet ende officie van President van den Rade in Vrieslant, daerom is het van noode dat Jan Henry van Beannoir, geweest hebbende zijn substituut in Holland, gecommitteerd wordt om tselve substiuutschap alsnog te mogen bedienen, en geeft het Hof hem een nieuwe commissie. Beedigd 1548-08-22
1588-02-01
R.A.H. O.R.A. 1062 fol 92
Transportregister Bloemendaal
schout en schepenen in Overveen etc oorkonden dat de Erentfiste en hooggeleerde mr Herbert Stalpert van der Wijele, woonachtich te Haerlem, als gemachtigde van de Welgeboren Juffrouw Geertruydt van Bronchorst en Batenburch vrouwe van Vyanen ende Ameyde (procuratie dd 1587-09-05) opgedragen heeft aan de doorluchtigste en hoochgeboren Furstinne en Vrouwen Vrouwe Amelien paltzgravinne bij Rhyn, Churfurstinnen, hertoginne weduwe geboorne gravinne van Dievenar, de pandschap van de hoge heerlicheyt van Brederode, zoals deze door wijlen de welgeboren heer Henrick van Brederode in leen gehouden was. Voor haar wordt dit transport geaccepteerd door mr Peter van Aelst, haar Raad en gemachtigde (vgl 1587-09-05)
Dirck van Bronckhorst en Batenburg, schoudt, Hubert Jansz Walingen en Jan Jansz Duijn, schepenen
1514-02-13 (1513) |
R.A.H. Coll Aanw 113 Caput Putten etc p 47
Jaartallenindex
leenmannen van Holland en Zeeland oorkonden dat mr Dirck van Almonde transporteerde in voldoenig en recompensien soo hy seide van vele en diversche diensten ende anders deuchdelyke subventien, aan zijn neve Cornelis van Overstege als gift, die ook door Cornelis geaccepteerd wordt, al deze lenen in den lande van Putten: 1) 5 gemeten in Westenryck, gebruikt nu door Eijnout Piersz, 2) een broete zwanen, leengoed, gelegen naest den huyse van Geervliet, 3) een leen genaamt den Conijnsdijck, t welck nu gebruiken Cornelis Cornelisz en de weduwe van Abel Loefsz, 4) een leen oock geheten den Conynsdyck in gebruik bij dezelfden. Welk leen mr Dirck uytgewonnen heeft mit recht van Gielis van Valckesteyn voor zekere schulden, daerinne dieselve Valckesteyn hem gehouden was met alle den rechte dat hij in de voors. percelen hadde. Op 1514-03-04 wordt Cornelis beleend
Aert van den Werve, ridder, en Claes van Crompvliet, schiltknape, leenmannen; mede bezegeld door Dirck van Almonde
1502-07-19 |
Grote Raad Mechelen ? (geen bron genoteerd)
Jaartallenindex
Margaretha van York, douairiere van Bourgondië, vrouwe van den Briel en Voorne, contra Philips Ruijchrock van den Werve, weduwe en erfgenamen van Willem Ruychrock, Willem Oom van Wyngaerden, Godschalk Oom, Jacop van Wyngaerden, weduwe van Pieter Suys en Alard Suys. Eiseres had van haar man [Karel de Stoute] den Briel en Voorne als douairie gekregen. Op de heerlijkheden onder [!] Grijsoord en die Tonge, waarvan verweerders ambachtsheren waren, rustte een erfelijke rente van 173 nobelen. De rente was tot dan toe betaald in andere munt tot een waarde van 112 gr de nobel. Eisers had onlangs ontdekt dat zij recht had gehad op betaling in gouden Engelse nobels (van 4½ sterling), tot een waarde van 150 groten. Zij eist nu aanvullende betaling, zich beroepend op vroegere onbekendheid met de juiste formuleringen van de rentebrief. Verweerders stellen dat de gedane betalingen steeds waren geaccepteerd, en dat ten gevolge van de revaluatie [!] van 1489 en 1491 eigenlijk meer hadden betaald dan zij schuldig waren. Met o.a. mandament dd 1602-07-19 te Mechelen van Philips de Schone om aan verweerders op te dragen het door eisers gevorderde te accepteren
1564-06-28 |
R.A.H. Coll Aanw 466 fol 118v/Leenregister Brederode fol 79
Jaartallenindex
Henrick van Brederode oorkondt dat de broers Jacob, Reynier en Adam van der Duijn, kinderen van wijlen Adam van der Duyn, in het cavelen van hun goederen overeengekomen zjin, dat zo wie die hofstede v.d. Duyn, gelegen te Sevenhuijsen, leen van Brederode, in zijn cavel ontvangt, deze hofstede nimmermeer uit het geslacht van der Duijn zal mogen vervreemden. Bij de caveling is de hofstede aan Jacob van der Duijn ten deel gevallen, die belooft de hofstede niet te zullen vervreemden zonder consent van drie naeste aen wien tselve leen van d'een op d'ander zoude moge besterven. Bij wanprestatie vervalt het leen aan de heer van Brederode, echter zal de naaste erfgenaam of leenvolger van die van der Duijn de hofstede alsdan mogen lossen ofte redimeren voor 1000 £ van 40 gr Vls, waarna de heer van Brederode hem weer met de hofstede zal belenen. Welke belofte van Jacob door Reynier en Adam van der Duyn voor zich zelve geaccepteerd wordt en uijt die name van Willem van der Duijn en die kinderen van Nicolaes van der Duyn, verzoekende op 1564-02-12 de heer van Brederode deze overeenkomst te ratificeren. De heer van Brederode confirmeert nu dit contract (vgl 1538-12-20)
1531-01-11 (1530) |
Oude Hof Alkmaar no 83
Jaartallenindex
compareeren voor het Hof van Holland Adriaen van Dam als procureur van pater en mater v.h. St Catrynenconvent te Alkmaar, die hadde doen dagvaerden Jan Duijvez als t exploict geaccepteerd hebbende voor Willem Scuytgen alias Sael. Adriaen doet zijn eis, zeggende dat het convent in den jare 1470 gekoft heeft van wijlen Symon Aerntsz en zijn zoon Willem 15½ geersen lands in Nyerop, tesamen genoemd Aernt Jansz saet, daar een huys staet mit belending. Noch heeft hetzelve convent in den jare 1492 gecoft van eenen Jacob Albertsz 10 geersen lants, wesende hoylant in Aernt Jansz sate voorn. Het convent heeft dit land daarna verhuurd. In 1528 zeide hun pachter Symon Jansz tegen de pater dat hij van Willem Schuytgen, gedaagde, gehuurd had 7 gersen lands die hij pretendeerde in de sate van appellanten te hebben om 15£, waarvan de huur expireerde 1529. Daar het convent niets wist van landbezit van Willem Schuytgen in hun sate, adviseerden zij Symon Jansz om na 1529 geen pacht meer te betalen, waaraan hij gevolg gaf. Willem daagde daarop appellanten tegen 1530-04-04 voor het gerecht van Nyerop: hy wilde 7 geersen te zynen behoeve afscheiden. Intussen poogde Willem zich van deze grond meester te maken. Appelanten lieten Willem daarop gijzelen. Schepenen van Nyedorp wezen sententie ten voordele van Willem. Zij gingen in appel bij het Hof. Met nog een akte dd 1529-04-14 van het Hof van Holland. Ook hier wordt Willem Schuytgen alias Sael als gedaagde genoemd. Bijgevoegd: op huyden compareerde voor den Hove van Holland Mychiel Ruyse als procureur van Willem Ysbrantsz Sael, gedaagde (zonder datum)
1513-05-18 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl I dossier 280 en 280 I
Jaartallenindex
Aernt van Haemstede contra Marinus van Haemstede. Tussen partijen was een geschil ontstaan over de verdeling van de boedel van hun vader Witte van Haemstede. De zoons hadden bij willige condemnatie beloofd een rente van 2x 40 £ per jaar, die Witte had toegedacht aan zijn dochters Franchoise en Anastasia, die nonnen waren in het klooster Thabor bij Mechelen, te zullen uitkeren. Hiervoor was o.a. land op Schouwen als zekerheid gesteld. Bij de definitieve boedelscheiding kreeg eiser het betreffende land toegewezen; de minderjarige broer Wittekin, had, zonder consent van zijn voogden, geaccepteerd de renten te zullen betalen. Toen de renten niet op tijd werden uitgekeerd ging het klooster over tot executie op land van Aernt (E.A. dossier 280). Intussen was tussen Aernt en zijn broeder Marinus een geschil ontstaan over de betaling van de pacht van land onder Bruinisse. Hierbij: c) mandement dd 1513-05-18 Mechelen aan een deurwaarder om aan Wittekyn van Haemstede op te dragen de rente aan zijn zusters uit te betalen; d) mandament dd idem aan de deurwaarder om aan Marinus van Haemstede te bevelen geen pachten, vervallen vóór 1509-06-29 in ontvangst te nemen en het teveel ontvangene aan eiser af te dragen; e) deurwaarder Anthonis Boudynsz legt dit mandament op 1513-06-20 te Bruinisse ten uitvoer, en beveelt aan Heyn Kerstiaensz als pachter om de pacht niet aan verweerder af te dragen; f) dezelfde draagt te Bruinisse een Zierikzee aan verweerder en voogden van Wittekin op, de rente aan zijn zusters uit te betalen; g)1512-03-19 Mechelen in het geschil tussen Cornelis Pietersz met de Proc. Gen. tegen Aernt van Haemstede, die te Mechelen gevangen zat; 1512-03-20: de Grote Raad besluit Aernt uit zijn gevangenschap te ontslaan. Aernt belooft aan de voorwaarden te voldoen; onder e) relaas van de deurwaarder Symon Indevelde die het mandament dd 1514-02-14 (inhoudende het bevel aan de voogden van Wittekyn te dagvaarden opdat zij de verklaring van hun pupil, dat hij tot betaling der renten gehouden was, zouden onderschrijven) te Zierikzee heeft ten uitvoer gelegd en de weesmeesters Barthelomeus Jansz, mr Jan Faes, Cornelis Jacobsz Baije als voogden van Wittekijn tegen 17 Mrt dagvaardde voor de Grote Raad; onder f) relaas van de deurwaarder Anthonis Boudynsz die het mandament op 1514-03-03 ten uitvoer legde en te Hulst Jos van Gistelle en te St Gillis (in het land van Waes) Marinus van Haemstede als voogden van Wittekyn dagvaardde
1516-1537 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 409, dossier 243 (sententies 1516-05-10, 1526-12-01)
Jaartallenindex
op 1507-01-04 verkochten Jacob Jacobsz x Sibilla van Soutelande Gillisdochter haar broer Willem van Soutelande Gillisz, Willem van Crompvliet, broer van Jacob Jacobsz en Jan van Zevender een rente van 300 £ per jaar aan Aleid van Kyfhoek, voor 4800 £ (willige condemnatie van het Hof). Onderpand: hun onroerende goederen. Uit de sententie van de Grote Raad dd 1516-05-10 blijkt dat Willem van Zoutelande, Willem van Crompvliet en Jan van Zevender borgen waren, en dat Jacob Jacobsz en Sibilla hun beloofd hadden hen deswege kost en schadeloos te houden. De rente werd eerst betaald door Jacob Jacobsz en zijn vrouw Sibille. Na hun dood werd haar broer, vader van de eiser (mr Gillis van Soutelande) aangesproken. Hij had echter de erfenis van Sibille onder beneficie van inventaris. Toen hij de termijn van 1512 niet betaald had, gaf het Hof lin 1516 verlof tot executie tbv Alyd van Kyfhoeck. Intussen had Willem van Zoutelande, en na diens dood zijn zoon, geprocedeerd tegen Willem van Crompvliet, broer van Jacob Jacobsz. De Grote Raad beval 1516-05-10 dat de goederen van Jacob Jacobsz, voor zover Willem Crompvliet die aanvaard had, verkocht zouden worden. Brachten deze onvoldoende op dan zouden ook de goederen van Sibilla verkocht worden. Wat dan overbleef, zou aan Willem van Soutelande komen. Bij een tekort zou alleen Willem van Crompvliet aansprakelijk zijn. Voor de afwikkeling overleed Willem van Soutelande en kort daarna Willem van Crompvliet. Gillis van Soutelande, die zijn vader opvolgde, vroeg eveneens de goederen van Sibilla onder beneficie van inventaris te mogen aanvaarden. Dit werd geweigerd. Met consent van Alyd van Kyfhoek loste hij een deel van de koopsom af. Gillis begon nu een proces tegen de Proc. Gen. en de crediteuren van Willem van Crompvliet. Bij sententie dd 1518-02-05 besliste de Grote Raad dat Gillis van Soutelande als de opbrengst van de goederen van Jacob Jacobsz en Sibille onvoldoende was, hij verhaal zou mogen zoeken op de nagel.. ten goederen van Willem van Crompvliet, echter slechts gedurende ½ jaar. Dit lukte niet. Ook werden zijn rek. en inv. door de Grote Raad niet geaccepteerd en 1526-12-01 ondeugdelijk verklaard. Openbare verkoop bevolen van de goederen van Willem van Souteland. Dit proces eindigde 1521-03-12, doch voordien had mr Gillis bij het Hof vernietiging van de koop gevraagd. Aleid van Kyfhoek wilde in 1525 opnieuw executeren. Eiser in appel bij de Grote Raad. Eindigde met schikking. Toen eiser in 1528 weer niet betaalde, werden hem toebehorende goederen geexecuteerd. In 1530 overleed Aleid en haar erven zetten het proces voort. Het Hof van Holland verklaarde de eiser niet ontvankelijk in zijn eis tot nietigverklaring van de koop, 1537-02-19