2 resultaten
1406-01-13 | Leiderdorp
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 62v/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
scepenen in Leiden oorkonden dat voir ons quamen Machtelt Vranck Diedwijnzoens erfgenamen alse Willem Dyck Petersz, Peter Petersz, Heyl Petersdochter, Mechtelt Jan Claeszoens mit haar man Jan Claesz, en Mechtelt Jan Petersz weduwe, met Wermbout, hoeren voir haer ende voir evenknyen, Beatrys Pottersdochter met haar voocht voor haer en voor haar zuster Katherijn, Floris Tornoy voor hem en voor Clemeens van Catwyck, Aecht Jan Crullen Wildyck Jansz voor hem en voor zijn evenknyen, Floris Gheritsz van Herman Bijenz weghen, Gysbrecht Petersz van zijn wijf Machtelt Pottersdochter wegen, mit gesamenderhand voer hem en hoeren evenknyen. Ende scouden quyt voir hem en hoeren nacomelingen den Sartroysen bij St Geerdenberg alle eischen etc die zij tot vandaag op hen gehad mochten hebben roerende van Machtelt Vranck Diedwienszoens erfnisse of van Vranc Diedwienzoens erfnisse, hoe en in wat manier dat wesen mochten, den voirs. Sartroysen daer nemmermeer om te mogen tot genen dagen. Bezegeld anno 1406 op St Pontiaens avond. "Item so zyn tesamen geboden 7 brieven soe quitancie en verticht brieven rurende van Vranck Diedwarenz [Diedwynsz] en van zijn erfgenamen daer sij ons mede quyt scheldinge doen etc. Ende noch een quitancie van Warmbout Jansz nageschreven" (vgl 1406-01-02, 1406-01-20)
Ysbrant Jan Vosz en Adriaen Walichsz, schepenen
1404-05-02 |
R.A.H. Coll Roeperpapieren Inv 1 regest 19; G.A. Haarlem Inv 915 Hs v. Alkemade en v.d. Schelling dl I fol 67
Haarlem Algemeen
Johannes Theoderici, canonic ten Doem te Utrecht, oorkond: dat ic Jacob Hugenz, poorter te Haerlem om vervolgenisse ende bede sijns persoen ende om lieften willen mynre heren ende vrienden heren Jans van Heemstede, ridders, here van Benthusen, heren Huge Woutersz ende heren Claes Lou, priesters, tot behoef Pieter Roper, sijns soens, quijt gescouden hebbe 55 oude gouden Vrancr. scilde in mindering van de somme van 75 van deze schilden, daer mij Pieter Roper Jacobsz voers. in condempniert was rurende van den pleyte dat ic teghen Pieter ende Jacob Fredericxsoensoen ghehad hebbe om die capry daer ic nu ter tyt een besitter of bin, gelegen op Sente Andriesoutaer van St Johanskerk te Haerlem, in maniere hier na bescreven: Jacob Hughenz zal hem op Kerstavond de nog verschuldigde 20 schilden betalen, mits zij hem voortaan in het rustig bezit laten van de vicarie en de daartoe behorende goederen. Voldoen zij daaraan niet dan zal hij ongehouden zijn de kwijtschelding van de 75 scilden te handhaven. Ongedateerde akte op dezelfde blz: broeder Pieter van Schoten, commandeur van het Goshuis van St Jan te Haarlem, wegens zekere borgtocht, met zegel van Symon van Noertich (3 meerbladen met hartschildje met klimmende leeuw)