10 resultaten
Haestrecht, van | 1501-08-17
Inv Arch Nassau Domeinraad regest 2397
Achternamenindex
Engelbrecht graaf van Nassau en Vyanden, heer van Breda, beleent Marie van Haestrecht vrouwe van Loen met 51 bunder moer, vermeld in de geinsereerde brief 1392-03-31, na kwijtschelding van de erfcijns die daarop rustte
Corthals | 1262-07-12
De Fremery no 140
Achternamenindex
Aleid van Avennes getuigt dat Godefridus de Cruninghe en Biggo de Coudewerve voorheen bij opdracht van haar broer Floris de twist tussen de erfgenamen van Deinoud (Corthals) van Nieuwland en de abdij ter Does inzake Morlodenesse hadden onderzocht, waarbij gebleken was, dat er geen verplichting jegens de erfgenamen op de abdij rustte
Coudewerve, van | 1262-07-12
De Fremery no 140
Achternamenindex
Aleid van Avennes getuigt dat Godefridus de Cruninghe en Biggo de Coudewerve voorheen bij opdracht van haar broer Floris de twist tussen de erfgenamen van Deinoud (Corthals) van Nieuwland en de abdij ter Does inzake Morlodenesse hadden onderzocht, waarbij gebleken was, dat er geen verplichting jegens de erfgenamen op de abdij rustte
Cruyningen, van | 1262-07-12
De Fremery no 140
Achternamenindex
Aleid van Avennes getuigt dat Godefridus de Cruninghe en Biggo de Coudewerve voorheen bij opdracht van haar broer Floris de twist tussen de erfgenamen van Deinoud (Corthals) van Nieuwland en de abdij ter Does inzake Morlodenesse hadden onderzocht, waarbij gebleken was, dat er geen verplichting jegens de erfgenamen op de abdij rustte
1552 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 489
Jaartallenindex
Michiel Mennick, canunnik te Gorinchem, contra Pieter Hesselinck, koopman te Dordrecht, als rechtsopvolger van Mathys Folpertsz. Jan Hermansz verkocht Dirk Gerritsz een rente van 7 Kar gld, gevestigd op zijn land te Leerbroek. Dirk Gerritsz verkocht deze rente later weer aan Michiel Menninck. Michiel kocht later van Styn, weduwe Jan Hermandsz, het land te Leerbroek waarop de rente rustte. Vervolgens verkocht Michiel de rente aan Folpert Mathysz, secretaris van Gorinchem. Michiel bezat bovendien nog een rente van 7 schilden sjaars, verzekerd op 8 morgen land te Reierskop, toebehorende aan Jan Rutgersz. Dit land maakte deel uit van een perceel van 12½ morgen. Op de overige 4½ morgen rustte een rente toebehorende aan de weduwe en erfgenamen van Dirck Gerritsz. Toen Jan Rutgersz zijn proces voor het Hof verloor, raakte hij zo in geldnood dat hij zijn land moest verkopen. Door bemiddeling van zijn vrouw en Folper Mathysz verkocht hij van de 12½ morgen er 8 aan Michiel en 4½ aan de weduwe en erfgenamen van Dirk Gerritsz. De rentebrieven werden afgelost, maar men verzuimde ze te vernietigen, zodat zij aangetroffen werden in de nalatenschap van Folpert Mathijsz. Gerrit Folpertsz [zijn zoon ?] sprak in 1548 Michiel aan tot rente betaling, doch kreeg ongelijk van het gerecht van Gorinchem. Later begon Pieter Hesselinck als rechtsopvolger van Mathys Folpertsz, waarschijnlijk een broer van Gerrit, te procederen. Hij kreeg verlof van de drost om zijn vordering op Michiel en op de weduwe en erfgenamen van Dirk Gerritsz d.m.v panding te executeren. Michiel ging hiertegen in beroep bij het Hof. Vermoedelijk heerste onder partijen misverstand over beide renten: zo scheen Michiel in de veronderstelling te verkeren dat zowel de rente van 7 Kar gld als die van 7 schilden gehypothequeert waren op het land te Reierscop en vernietigd waren bij de verkoop van dit land door Jan Rutgersz. Het Hof verklaarde 1552-03-15 (1551) Michiel niet ontvankelijk en veroordeelde hem in de proceskosten, vastgesteld op 1552-06-04 op 29£ 1sc 6d. Hij betaalde, doch op 1552-07-21 ging hij in appel bij de Grote Raad
Borssele, van | 1471-1472
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 2677, 2677/1
Achternamenindex
de thesaurier van de hertog meende dat op de landen van Sommelsijk en Mallant, afkomstig uit de nalatenschap van wijlen Adriaen van Borssele, een rente rustte van 34 £ 10 sc tbv de schatkist. De rentmeester Beoosterschelde ging deze landen daarop executeren; de eigenaars: Anna de Bourgoigne en haar man de heer van Ravestein protesteerden hiertegen, daar de landen onbezwaard waren; 1471-09-04: Adriaan van Borsselen koopt van Janne van Leyenberch en haar man Dirc van Swieten Sommelsdijk en MAllant
1502-07-19 |
Grote Raad Mechelen ? (geen bron genoteerd)
Jaartallenindex
Margaretha van York, douairiere van Bourgondië, vrouwe van den Briel en Voorne, contra Philips Ruijchrock van den Werve, weduwe en erfgenamen van Willem Ruychrock, Willem Oom van Wyngaerden, Godschalk Oom, Jacop van Wyngaerden, weduwe van Pieter Suys en Alard Suys. Eiseres had van haar man [Karel de Stoute] den Briel en Voorne als douairie gekregen. Op de heerlijkheden onder [!] Grijsoord en die Tonge, waarvan verweerders ambachtsheren waren, rustte een erfelijke rente van 173 nobelen. De rente was tot dan toe betaald in andere munt tot een waarde van 112 gr de nobel. Eisers had onlangs ontdekt dat zij recht had gehad op betaling in gouden Engelse nobels (van 4½ sterling), tot een waarde van 150 groten. Zij eist nu aanvullende betaling, zich beroepend op vroegere onbekendheid met de juiste formuleringen van de rentebrief. Verweerders stellen dat de gedane betalingen steeds waren geaccepteerd, en dat ten gevolge van de revaluatie [!] van 1489 en 1491 eigenlijk meer hadden betaald dan zij schuldig waren. Met o.a. mandament dd 1602-07-19 te Mechelen van Philips de Schone om aan verweerders op te dragen het door eisers gevorderde te accepteren
1577-11-26 | Velsen
R.A.H. O.R.A. 954 fol 64
Jaartallenindex
schout en schepenen in Velsen hebben een brief bezegeld over Jacop Jansz cuyper, van Haerlem, als man en voogd van Aelyt Jansdochter vervangende Guerte Jansdochter, zyn schoonsuster, waarvoor hij beloofde te waren (?), kinderen en erfgenamen van Jan Thaemsz haeren vader, en verclaerden uyt cracht van sekere besegelde brief van renten gesegeld den 3 mei anno 1493, inhoudende een jaerlixe losrente van 56, losbaar met 900 gld hoofdsom, sprekende op Claes Gerritsz met zijn huisvrouw Marycke Thonisdochter, op een stukke lands in de Smailgheest, zuid: Jan van Sb..en [?], west: Frans Jansz Kies, noord: Huybart Geryt c.s, oost: die Groene laen. Zij moeten uit kracht van executie door schout en schepenen de 3½ morgen, waarvan coper gebleven is de voors. Jacob Jansz voor 550 Kar gld. Ook had Jacob Jansz een aanmerkelijke som te vorderen van Jan Gerrytsz in de wylen man als possiderende 3 morgen lants by hem van de voors. Claes ende zyn huisvrou te anderen tyden gecoft, nochtans van de constitutie van dese rentebrief in questie Claes Gerritsz met zyn huisvrouw entelyken waren toebehorende waerduer de voers. comparant sustineerde hem meede omden 3 morgen lants mede verbonden waren naar recht [onduidelijk: blijkbaar stelt de comparant dat het hem verbonden land groter is geworden door het land waarop de rentebrief rustte, die door de schuldenaars verkregen was]
Cornelis Jansz, schout, Huych Symonsz en Heyndrick Engelsz, schepenen
1529-12-10 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 656
Jaartallenindex
sententie van de Grote Raad van Mechelen. Gildemrs van OLVr gilde en het H. Kruisgilde te Amstelveen contra Simon Swittersz, gewezen schout te Amstelveen. Partyen betwisten elkaar de eigendom van een huis en erf gelegen op of bij het kerkhof te Amstelveen, en de eigendom van een pacht of rentebrief van 2 Wilh schild, waarvoor dit huis gehypothequeerd was. Eisers beriepen zich op de eigendom van deze pachtbrief op grond van cesse door Aegte Roomersdochter. Wat de eigendom van het huis betreft, beriepen zij zich op een transport van Jan Jacobsz die dit huis aan eisers getransporteerd had om ontslagen te zijn van achterstallige renten op grond van de omstreden pachtbrief. Tevens deden de eisers een beroep op een ongestoord bezit van 50 jaar en langer, hetgeen zij aantoonden met het feit, dat na de dood van Jan Jacobsz de kapellaan van het gilde het huis betrokken had en dat de gilden daar hun statie en maaltyden hielden. Verweerder betrok nadien als eigenaar het huis en verkeeg ook - volgens eiser van een zekere Jacob Nije - de pachtbrief van 2 Wilh schilden. Verweerder ontkende echter het bestaan van deze pachtbrief en stelde dat er slechs een pacht van ½ krom toekomende aan Huiszittenmrs te Amsterdam op het huis rustte. Na afwijzend vonnis 1526-04-06 [13] gaan eisers in appel bij de Grote Raad, die hen op 1529-12-10 in het gelijk stelt. Hierbij is aanwezig een acte dd Amsterdam 1527-10-14 waarin Aelbert Dircsz, regent van het H. Kruisaltaar in de parochiekerk te Amstelveen, en Claes Claesz, gouverneur van het OLVr altaar in de parochiekerk van Amstelveen, als vertegenwoordigers van eisers procuratie geven aan mr Franchois Bubbe, procureur bij de Grote Raad
Noris | 1538-1540
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 425
Achternamenindex
Jan Anthonisz Noris te Bergen op Zoom contra heer Adriaen Cornelisz te Cloetinge als gemachtigde van mr Adriaen de la Deuse van Oudenaerde, magister artuum, wonende te Leuven. Circa 1487 droeg Cornelis Huygez zijn deel van de tienden in Hongersdijk over aan zijn kleinkinderen, nl twee kleindochters en een kleinzoon. Eén van zijn kleindochters was gehuwd met Anthonis Noris. Na haar dood erfde zijn zoon Jan Anthonisz Noris haar deel. Volgens mr Adriaen de la Deuse rustte op deze tienden een rente, die Floris van Saemslach en zijn vrouw Johanna van Voorhoute in 1457 aan Pieter Jansz Coster had verkocht. In november 1530 werd Hongersdyk overstroomd, en rond Kerstmis weer drooggemaakt. Begin 1532 opnieuw overstroomd, en met Kerstmis weer droog, na door de ambachtsheer ter bedijking te zijn uitgegeven. Verarmd door de beide overstromingen waren Jan Anthonisz Noris en zijn vader niet in staat hun aandeel in de op de tienden gevestigde rente aan mr Adriaen de la Deuse te betalen, wiens vrouw enige erfgename was van Pieter Jansz Coster. Met betrekking tot de rente over 1530 en 1531 was er tussen mr Adriaen en Anthonis Noris een proces geweest voor de conservator van de universiteit van Leuven. Toen mr Adriaen in 1538 beslag legde op de tienden, kwam dit geschil voor het gerecht van Hongersdijk. Heer Adriaen Cornelisz kreeg gelijk waarop Jan Anthonisz Noris in beroep ging bij het Hof. Hij beweerde dat de tienden indertijd vrij van elke last door Symon van Moerkerke en Janne van Saemslach aan Cornelis Huygez waren verkocht. Verder beriep hij zich op prescriptie