10 resultaten

1512-01-05 |

Cartul Reg St Jan bij Amsterdam fol 116v-119
Jaartallenindex

heer Hughe Willemsz, priester, Jan Willem Huesckezoen ende Martijn Jansz als segsluden ende dedincxluden maken een dading tusschen heer Symon Jansz, prior van de Reg. buten Amsterdam, Dirck Dircksz ende Jacob Clementsz, kerkmeesters tot Apcoude eenerzijds, ende Jan Albertsz, Dirck Claesz ende Peter Henricksz myt Vermont [Emmont ?] zijn broeder, ende Jan Petersz syn suster man op die ander zijde, roerende de erfenis van wijlen Jacop Leeu Jansz en zijn wijf Petronelle [zie de akte]

1473-06-04 |

Arch Abdij Egmond Vroonboek Vroonlanden bij Limmen fol 39v
Jaartallenindex

soe hebben wij Rembrant Michielsz, Claes comen Jans, Dirc Danielsz ende Steffen Aerntsz als segsluden ende Arijs Doeget [Andries Doghede], scout van Alcmer, ende Willem Zoeijerz, meier ende scout van Limmen, als overmannen, een uitspraak gedaen tusschen Huge Aerntz an die een zide ende Jacop Jan Teetenz an die ander zyde, van twisten ende afterwesen die sij hadden ende gehat hadden tot deesen dage toe, op een peen van 20 gouden croenen. De twist ging over 3 coeweyden

1503 |

G.A. Monnikendam Inv 154 fol 61/Diversorium Galileaconvent Monnikendam
Jaartallenindex

de patrimonio fratris nostri Bertoldi de Haerlem. Ego frater Johannes cellearius anno Domini 1503 ego de licencia et voluntate prioris et conventus convenimus de patrimonio fratris nostri Bertholdi, monachi de Haerlem, et eramus presentes ego et pater Ribbrandus confessor sororum Sancti Michaelis in Harlem ex parte sororum fratris Bertholdi ibidem habitantes. Ende daer waren segsluden Pieter Verdel ende Pieter Jansz die Verwer ende warden ghedeelt op een huus ende dat heeft een priester nomine Nicolai Reers. Ende dit huus was vercoft Jan Pietersz onze vaders deel voer 72 gld current

1450-02-23 | Heemskerk

Cartul St Jan Haarlem no 329
Jaartallenindex

Florys Pietersz, scout in den ambocht van Heemskerc, oorkondt dat Jan Willemsz, Ysbrant Willemsz en Gendacker Willemsz, gebrueders, erkennen verkocht te hebben den commandeur van St Jan te Haerlem, 3 acker lants mitten werve die gheleghen sijn besiden des prochipaeps lant. Dat belent hebben noord: Pieter Brau ende zuid: die prochipaep voers, ende an dat westeynde streckende an den Broecsloot. Daar de schout zelf geen zegel heeft, zegelt zijn vader Pieter Florysz voor hem. Daerbij an ende over waren als segsluden Jan uten Camp en Willem Claesz. Anno D. 1450, des Manendaghes na St Pietersdach ad Cathedram

1473 (3) |

Arch Abdij Egmond Vroonboek Vroonlanden bij Limmen fol 44v
Jaartallenindex

(vervolg) in Crastino Epiphanie heeft Symon Dircsz van Utgheest geloeft sijn Vroen te vercoepen dat hij behijlict heeft mit Aef Yve Jan Roelofsdochter binnen sjaers. Item 20 Mei heeft Jan van Langen tot Sinte Bancruijs tegens mij gedadinct van sijn stiepskint dat gestorven was ende Vroen hadde dat an mijn here gecoemen was. Item 4 Juni zo hebben Rembrant Michielsz, Dirc Danielsz, Claes comen Jansz ende Steffen Aerntsz als segsluden, ende Arijs Doeght ende Willem Zoeiejrsz als oevermannen een utspraak gedaen in de geschillen tusschen Huge Aerntsz ende Jacop Jan Teeten etc. "Ende om dat dit an mij begeert is van Huge ende van Jacop partyen voirs soe hebbe ic als meyer, in tegenwoerdicheit van de seggers ende overmannen gescreven in myn boec"

1459-03-05 |

Ms Opstraten v.d. Molen III fol 707
Haarlem Algemeen

schepenen in Haerlem oorkonden dat Jan van Berckenrode met zijn vier zonen, gewonnen bij Margrite Gysbertsdochter van Noortich, zijn huisvrouw, namelijk geheten Gerrit, Jan, Willem en Jan, aen die een zijde, ende Gerrit van Berckenrode aen die ander zijde, gelieden dat zij een seggen gebleven zijn aan de prior van Leyderdorp, de prior van de Regulieren in Beverwijck en aan heer Reinier Claesz, confessor tot Warmond, in zake het geschil dat zij tot nu toe gehad hebben, de uitspraak te houden op een boete van 100£, ⅓ tbv de hertog, ⅓ tbv de timmering aan de parochiekerk binnen Haarlem, ⅓ daar t die segsluden wijzen zullen (vidimus dd 1461-03-04)

Gerrit van Adrichem en Gerrit van der Meer, schepenen

1501-02-02 |

G.A. Monnikendam Inv 154 fol 59v/Diversorium Galileaconvent
Jaartallenindex

item emimus pater Johannes de Purmaria et ego frater Johannes cellearius de Monikendam a Symone Nycoli et filio suo Hilbrando et filiabus ejus als dat ⅓ deel van Mollersdyccamp want het leijt voer 3 deympt of scarp 4 koeven, mit noch dat ⅓ deel van die uterdijc die hoert an Mollersdyccamp buten dyck an die Purmer ende dat lant leijt ghemeen mit Wendelmoet Jan Heynesz wijf, ende hebben wi ghecoft om LXX 28st voer die gulden ende beloept tsamen 74 gld current. Ende die segsluden waren Jan Maechscips ende Gheryt Beersz ende waren beijde burghemeisters, ende oec Gheryt Jansz was oec burghemeester, die hebben dese penninghen gheweghen ende gedeelt ende betaelt Symon Claesz voers, die daarop quytsceldinge ghedaen heeft voer 2 scepenen als Pilgram Jansz ende Manthijs Jansz ende voer twie wesevoechden als Jacop Pietersz ende Gherijt Garbrantsz Paeu ende voer lendenen als Dirc Aemsz ende Jacop Jansz als een voecht van syn moeder. Ende Symon voers. mit zijn zoen Hilbrant hebben dit laten teykenen in dat weseboeck want wij dat begheerden

1454-06-12 |

Arch Kerkvoogdij Haarlem Inv 186 fol 76v regest 143/Cartul Zeven Getijden Haarlem
Haarlem Algemeen

schepenen in Haerlem oorkonden dat voer ons quamen Gherijt van Spairnwoude als clager an die ene syde, den getydemeesters van de parochiekerk tot Haerlem van de getyden wegen bij wil en consent der Raden v.d. stede, gemachtigt van Vrancken wegen v.d. Boechorst als man en voogd van jvr Katrynen Dircsdochter van Bakenesse, sijnen wijve, mede erfgenaem van jvr Geertruyd van Bakenesse, hoire suster, die Gerits geechte wijf was van Spaernwoude, soe Vrancke dieselve goede ende erfnisse so hij er van syns wyfs wegen in gerecht is den getydenmeester onder een schepenbrief van Haerlem overgegeven en quytgescouden heeft, ter ander zyde. Beide partijen verbleven de uitspraak aan Jan Hert en Geryt van Berkenrode als segsluden en Aelbrecht van Raephorst, scout tot Haerlem als overman, roerende van alsulc bespreck, testament en uytvaert als Gheryt van Sparrnwoude gegeven en vuytgeleijt mach hebben na jvr Geertruiden doot zijn wyf voors. De zegsluiden kennen aan Geryt toe alle imboedel, tilhave, facelment, zilverwerk, kleinuiden en gelt. Alle andere goederen zullen na Gerijt's doot weder gaen en coman na inhout der hilics voorwaerdebrieven die daar of zijn, terwijl de getydemeesters het aandeel, door hen van Vranc van der Boechorst gekocht, behouden zullen (vg; 1443-10-01, 1454-06-12)

Ocker van der Crempe en Allyn Claesz, schepenen

1478-02-03~ |

G.A. Monnikendam Inv 154 fol 58/Diversorium Galileaconvent
Jaartallenindex

instrumentum van Brunincsweer, drie dympt. Ick Claes Eggisvan Ipeldam oorkondt vercoeft te hebben die broeders van Galilea bi Monickendam 2 stucken lants ghelegen an den dyck bij Jan Tesis, drie deymt met 21 voeten dycs, als Pieter Grebber mijn vercoft heeft in den voerscr jaer om 93½ gld current. Waervan ick bely wel betaelt te wesen etc. Int jaer M CCCC ende LXX VIII in de maent Februari [of: III der maent Februarii]

Jan die Wael, Claes Riser, Jan Tetis, Claes Cop, van Ilpedam, als segsluden

1464-03-27 (1463) | Muijlkerk

Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 87/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex

dit is alzulke utspraeck ende seggen als wij mr Jan van Leckerkerck, persoen der kercke van Breda, ende her Jan Aelbrechtsz, Canonick en deken ter groter kerck binnen Dordrecht van der Carthusers wegen by St Geertrudenbergen, daer to van denselven Carthusers op tie een zyde, ende Hughe Willemsz en Arnt Henrixz van Henric Diricxzoen wegen, bi denselven Henric daertoe gecoren, op die ander zyde, eendrachtelyk utghesproken hebbe opt gescille tussen beyden syden voirs. utstaende voir den scout en heemraders van Muylkerke mits overgeven en submissie van beyden syden voorn. an ons vier segsluden, ruerende van den 8 morgen 3⅓ hond lants gelegen tot Muelkerke, nae uytwysinge der Carthuseren brieve in den Beerntsche hoeve, belend ten zuiden: daer Jan van Wyfliet Diericxz an gearvet was, noord: Henric van Drongelen. Ende noch van 5 morgen en een hont lants aldaer, namaals al te samen ghenoemt ende gheheten Willem Arntsz hove, streckende thant [!] zoe ons angebracht is desen landen tesamen van der halver Dussen totten lande van Althenae toe. De uitspraak luidt dat het convent al hun rechten op al dit land zullen opdragen aan Henric Diricxz. Het convent zal echter behouden alle inkomsten die zij tot op desen dag van dit land gehad hebben. Henrick zal niets over de verlopen jaren behoeven bij te betalen. Zegslieden eisen dat Henrick te hunnen genoege zal moeten bewijzen 42 cronen op [!] 1 Eng. nobel erfpachts die de Carthuizers jaerlycs plegen te hebben. Indien Henrick bewyst dat het geschied is, zullen de Carthuizers 4 morgen uit dit land mogen uitzoeken en in rente behouden tegen 1 Eng nobel. Dit zeggen te houden op straffe van een boete. Gezegd in den clooster voirs. De vier zegsluiden bezegelen de akte. Gegeven 27 Mrt 1463 na den schryven s Hoofs van Ludick

in presentie van Jacob van Dobben, Arnt van der Dussen bastaert, Jan van Wyfvliet