toegebracht
3 resultaten
1578-01-30 |
Ms Opstraeten v.d. Molen III fol 654
Jaartallenindex
compareerde voor het Hof van Holland Gerret van der Burch als procureur van Wilhelmyna van Haeften, vrouwe douagiere van Assendelft en jhr Cornelis van Assendelft mede voor zijn onmondige zoon jhr Gerrit van Assendelft, requiranten ter ener-, en Cornelis Molenijser als procureur van jhr Johan van Assendelft, gerequireerde, ter andere zijde, betreffende een accoord van 18 januari (ten huize van de douagiere in den Hage), waaruit blijkt dat wijlen jhr Nicolaes procedeerde met jhr Johan over het octrooi tot testeren in 1543 aan heer Gheryt heer van Assendelft verleend, betreffende de goederen diensvolgens door wijlen heer Gheryt aan wijlen de heer van Besoijen vermaakt. Volgen 2 sententies van het Hof: 1) ten voordele van jhr Johan, waarbij aan hem toegewezen zijn de allodiale goederen hem bij het testament van heer Gheryt toegedacht, 2) ten voordele van de douagiere en de exec. test. van wijlen jhr Nicolaes van Assendelft en de voogden over diens enige erfgenaam jhr Floris van Assendelft, waarbij het octrooi nietig wordt verklaard. Jhr Floris overlijdt hangende deze zaak. Partijen komen overeen dat jhr Johan terstond aanvaarden zal: 1) het huis en slot van Hoeningen, 2) de heerlijkheid Cralingen, 3) ⅔ deel van de landen ende aenwassen in Charlois of Roobenoort gelegen, 4) de ambachtsheerlijkheid van Cathendrecht, 5) 12 morgen lands aldaar, 6) 100 Kar gld per jaar uit een rente van 175 gld, op Alblasserdam, 7) alleenlijk tijdens het leven van de vrouwe douagiere zal hem volgen de ambachtsheerlicheid van de Hooge Ban ende Schiebroeck, ende rest van de rente van 175 gld, de grienten, tienden en landen tot Worckum en in den lande van Altena, zowel lenen als eygen, benevens het ⅓ deel van de eigen goederen en landen tot Worchum en in het land van Altena, wijlen Nicolaes tot sijn legitima etc. De douagiere behoudt haar lijftocht aan deze goederen. Jhr Johan neemt tot zijn last de rente van 100 gld per jaar voor elk van zijn 6 zusters, o.a. aan jvr Rhenata in huwelick belooft aan jhr Goosen van Vaerick, en aan jvr Catharinaa, huysvrouw van jhr Willem van Lochorst. De zaak wordt verder geregeld door procureurs. Het Hof geeft willige condemnatie hierop
voor mr Jeronimus van Borre, mr Joost de Menijn, Raedsluiden, als commissarissen ter audientie van de rolle gecommitteerd; 1578-01-18: in presentie van mr Matheus Vierling en Henric Heerman, als getuigen; Petrus de Capella, clericus Traj., notarius publicus, instrumenteert de overeenkomst in den Haghe
1513-05-18 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl I dossier 280 en 280 I
Jaartallenindex
Aernt van Haemstede contra Marinus van Haemstede. Tussen partijen was een geschil ontstaan over de verdeling van de boedel van hun vader Witte van Haemstede. De zoons hadden bij willige condemnatie beloofd een rente van 2x 40 £ per jaar, die Witte had toegedacht aan zijn dochters Franchoise en Anastasia, die nonnen waren in het klooster Thabor bij Mechelen, te zullen uitkeren. Hiervoor was o.a. land op Schouwen als zekerheid gesteld. Bij de definitieve boedelscheiding kreeg eiser het betreffende land toegewezen; de minderjarige broer Wittekin, had, zonder consent van zijn voogden, geaccepteerd de renten te zullen betalen. Toen de renten niet op tijd werden uitgekeerd ging het klooster over tot executie op land van Aernt (E.A. dossier 280). Intussen was tussen Aernt en zijn broeder Marinus een geschil ontstaan over de betaling van de pacht van land onder Bruinisse. Hierbij: c) mandement dd 1513-05-18 Mechelen aan een deurwaarder om aan Wittekyn van Haemstede op te dragen de rente aan zijn zusters uit te betalen; d) mandament dd idem aan de deurwaarder om aan Marinus van Haemstede te bevelen geen pachten, vervallen vóór 1509-06-29 in ontvangst te nemen en het teveel ontvangene aan eiser af te dragen; e) deurwaarder Anthonis Boudynsz legt dit mandament op 1513-06-20 te Bruinisse ten uitvoer, en beveelt aan Heyn Kerstiaensz als pachter om de pacht niet aan verweerder af te dragen; f) dezelfde draagt te Bruinisse een Zierikzee aan verweerder en voogden van Wittekin op, de rente aan zijn zusters uit te betalen; g)1512-03-19 Mechelen in het geschil tussen Cornelis Pietersz met de Proc. Gen. tegen Aernt van Haemstede, die te Mechelen gevangen zat; 1512-03-20: de Grote Raad besluit Aernt uit zijn gevangenschap te ontslaan. Aernt belooft aan de voorwaarden te voldoen; onder e) relaas van de deurwaarder Symon Indevelde die het mandament dd 1514-02-14 (inhoudende het bevel aan de voogden van Wittekyn te dagvaarden opdat zij de verklaring van hun pupil, dat hij tot betaling der renten gehouden was, zouden onderschrijven) te Zierikzee heeft ten uitvoer gelegd en de weesmeesters Barthelomeus Jansz, mr Jan Faes, Cornelis Jacobsz Baije als voogden van Wittekijn tegen 17 Mrt dagvaardde voor de Grote Raad; onder f) relaas van de deurwaarder Anthonis Boudynsz die het mandament op 1514-03-03 ten uitvoer legde en te Hulst Jos van Gistelle en te St Gillis (in het land van Waes) Marinus van Haemstede als voogden van Wittekyn dagvaardde
1555-02-16 (1) |
Ms Op Straten v.d. Molen III fol 616-625
Jaartallenindex
testament (ampliatie) van heere Gerard here van Assendelft te zijnen woonhuyze in den Haghe, ziekelijk te bedde liggende. Hij confirmeert zijn testament bezegeld met zijn zegel etc. Hij memoreert dat sedert het maken van dit testament zijn broeders heer Floris heer van Goudriaen en jhr Dirc here van Besoijen, overleden zijn. Al de goederen die hij aan heer Florys toegedacht had, vermaakt hij nu aan zijn neef jhr Otto van Assendelft, heere van Goudriaen. Hetgeen hij aan jhr Dirc vermaakt had, als t huijs te Honingen metten landen soo om tselve huijs als over Mase in Charloys, Cathendrecht en daaromtrent gelegen, laat hij nu na aan Jan van Assendelft, jongste zoon van jhr Dirc. Aan zijn zes jonge ongehijlick zusters, Renata, Maria, Adrianan, Beatrix, Walravia en Anna moet Jan uit deze goederen elk 100 Kar gld sjaars uitkeren, ter lossing den penn. 16. Zijn aangekochte goederen in Kennemerland en Kennemergevolg zullen komen op jhr Otto voor ⅔ deel, en ⅓ aan heer Claes van Assendelft, proost van Arnhem, zoon van hem testateur. De door hem gekochte goederen bij Rotterdam en in Zuytholland komen voor ⅔ deel aan Jan van Assendelft, en voor ⅓ aan heer Claes; uitgesondert seeckere wooninge ende landen daertoe behorende, genoemt die wooninge van Foreest, bij hem testateur gecoft van Gerrit Hofflandt, ende oock die landen bij hem gecoft van eenen Goessen de brouwer, als nu mede tot deselfde woninge behorende, deze sullen succederen op heer Claes, de proost. Mitsgaders nog 9 morgen land in Carnisse, die hij heeft begonnen te bedycken ende voorts bedycken zal te sijnen coste, deze komen aan heer Claes indien deze zijn testament erkent. Zo niet dan krijgt hij slechts ⅓ deel van deze woninge en landen, en Jan van Assendelft ⅔ deel. Mocht here Claes niet aan zijn legitime toekomen, dat moet zijn portie tot zover aangevuld worden uit zijn allodiale goederen. Aan zijn neve jhr Otto laat hij na het huis, erf en boomgaert, waar hij testateur in woont, wesende eensdeels leen van de abt van Middelburg, mitsgaders de capel aan de parochiekerk alhier in den Haghe. Zijn zuster Catryna ontvangt dit huis en de capel in vruchtgebruik haar leven lang. In eigendom ontvangt zij het huis en erf daar mr Willem van Sevender nu in woont. Verder ontvangt zij alle Eduardus rose nobelen die hij zal nalaten. Hij memoreert dat hij aan jhr Otto bij diens huwelijksvoorwaarden met de dochter van Cruyningen tal van goederen toegezegd had, mits uit dit huwelijk kinderen geboren zouden worden. Daar er uit het huwelijkalsnog geen kinderen gekomen zijn, bepaalt hij, dat indien er geen kinderen komen bij deze huisvrouw, al zijn goederen hem besproken, zullen komen op zijn voorzoon Cornelis van Assendelft, geprocreert bij Geertruyd van Bergen, zijn overleden huisvrouw